1
Jaargang nr. 11 1997
van het hele noorderkwartier. Het veen
werd over een groot oppervlak
weggeslagen, of zoals het wordt genoemd:
'overspoeld, uitgeschuurd en geërodeerd'.
Er vormden zich uitgestrekte meren als de
Schermeer en de Beemster. Ook tussen
Limmen en Akersloot hadden de
overstromingen hun uitschurende werking.
Er ontstonden kleinere gaten en meertjes
als het Die, het Kerkmeer en de Kleimeer.
Dijkaanleg sinds de 13e eeuw stopte het
proces van verdere afkalving (zie j.b. 5 over
de bedijking). In de loop van de 14e eeuw
werden de binnenwateren van de
buitenwateren afgedamd. De getjde-
beweging had geen invloed meer, het
brakwater werd zoet.
De ingekade, ingepolderde gronden werden naderhand steeds dieper bemalen, wat weer
bodemdaling veroorzaakte door inklinking van het veenpakket. Omdat het veen niet overal even
dik lag ontstond er een oneffen, hobbelig bodemoppervlak. Dat was vooral ten westen van het Die
het geval. De Overdiepolder, waar de meest dikke en slappe veenpakketten in de ondergrond
lagen, klonk het meest in.
14