Jaargang nr. 10 1996
lis Jansz Visser, oud 22 jaar. Deze laatste twee voeren met hur jacht
richting Limmen. Zij kwamen van Haarlem. Ook Mies Corn Cleeft voer met
hen dezelfde richting uit, en ze "quamen aan dt Akersloterslujs." Daar
deden zij hun "goederen en mensen over ir een vlet, in de intentie om
daar mede naar Limmen te vaeren, dogr dat sj in de slujs komende ende
gedagten om daer binnen te haeler (naar binnen te schutten), sj Jacob
Sjmonsz Veel van de andere sjde met een praam met koejen in deselve
slujs ontmoeten mei intentie om daar naar bujten te vaeren, sonder dat
de eene de andere kon passeren, waardoor het gebeurde dat Jacob Veel
met Mies Cleeft eenige woorden hadde.
Daar bleef het echter niet bij. De twee getuigen zagen dat Jacob Veel
"een stock ofte haeck opnam en daar mede meenende, soo 't sgeen naar
Mies Cleeft te slaan", zonder dat Mies Cleeft aanstalte maakte om "met
een stock ofte haek" terug te slaan. Dat was een zeer gewaagde
handeling van Jacob Veel die Mies Cleeft, vermoedelijk in verband met
een aangifte, deed besluiten de kwestie bij een notaris op papier te laten
zetten. De tweede getuige, Cornelis Visser verklaarde daarbij nog
"diestijds gehoort te hebben, dat Jacob Veel, Mies Cleeft aan lant
ujtdaagde." Maar hiermee was de zaak nog niet aan de kant. Er bestond
kennelijk behoefte van de zijde van de notaris de kwestie nog eens onder
de loep te nemen. Was de getuigenis onvolledig of te onduidelijk? Of was
zij niet smaakvol genoeg gebracht? Daaraan kan men twijfelen. Ik
vermoed dat het zowel het een als het ander is.
Een maand later, op 7 december, zaten zij weer bij de notaris aan tafel.
De twee getuigen verklaarden nu: "dat aan de andere kant van de
Akersloter slujs eenen Jacob Sjmen Veel was met een vlet met koejen
om naar bujten te sgutten." Kort daarvóór had hij echter "het sgutten van
hen (getuigen en M. Cleeft) belet." Kortom, boer Veel had dus al actie
gevoerd om hen het binnengaan te beletten. Hij drong dus ordinair vóór.
Wou het eerst de sluis in. En daar niet mee tevreden begon hij ook nog
tegen hem, Mies Cleeft te schelden "en sogte grote ruzie tegens hem,
grijpende ondertussen een boom ofte haeck in sijn handen, dewelke hij bij
sig tot gebruijck sjner vlet hadde, en slaande met groote obstinaet-
71