Jaargang nr. 10 1996
Het hele verkiezingsfeest ging als volgt: de bevolking mocht stemmen als
zij voldeden aan het censusrecht. Dat recht kon je verkrijgen als je
tenminste voldeed aan het betalen van een zekere som aan belasting.
Dan ging het om personele- en grondbelasting; het door kleine
zelfstandigen betaalde patentrecht gold daar niet voor. Voor Limmen was
dat bedrag toen f 30,- en erg veel rijke mensen waren er kennelijk niet
want het was maar 2 a 3 van de inwoners.
Die mensen werden dan in staat gesteld om te stemmen. Zij kozen echter
niet rechtstreeks de leden van de Provinciale Staten maar leden van een
kiescollege en dat college koos dan weer hun vertegenwoordigers in de
Staten.
Dat censusrecht is in al zijn strengheid blijven bestaan tot het bij de
grondwetsherziening van 1887 enigszins werd afgezwakt.
En de boer hij ploegde voort
De overwegend agrarische bevolking in Limmen liet zich er waarschijnlijk
weinig aan gelegen liggen. Als je de handelingen uit die dagen leest kom
je alleen uit processen-verbaal iets over het volk te weten.
Soms kan je wat opmaken uit bestuurlijke handelingen, en dan valt al snel
op dat er heel weinig door onze vroede vaderen uit te geven was.
In 1822 blijkt dat de f 100,- die voor de school beschikbaar is op de
gemeente begroting, te weinig zal zijn.
Men gaat dan schoolgeld heffen naar een verdeling in 4 klassen, t.w.: f 2,
f 1,50, f 1,00, en f 0,50 voor ieder kind, te voldoen in 2 termijnen. Als er
na de aanschaf van leermiddelen geld over zou blijven mocht de leraar
dat hebben.
In 1825 zien we dat er aan armenzorg 22 bejaarden en 20 kinderen van
de bedeling hebben gehad. Als een mens nog niet of niet meer kon
werken, was hij aan de genade overgeleverd. De gelden voor de
armenzorg kwamen binnen door losse giften, de opbrengst van
landverhuur, subsidie van de gemeente en de opbrengst van de collecten
in de R.K. kerk.
61