Jaargang nr. 10 1996
LIMMEN EN DE TIJD VAN KONING WILLEM l
"Het is al het zelfde zand"
Op Zaterdag 27 augustus 1825 heeft de Schout van Limmen, Jacob
Weldijk, zijn gemeenteraad bijeen geroepen, Hij had nl. een zeer
belangrijke taakte vervullen op last van Z.M. de Koning. Plechtig deelde hij
hun mede dat Z.M. hem had ontslagen als Schout van de gemeente en
Heerlijkheid Limmen en dat hij nu de gemeenteraad ging ontbinden.
Dat lijkt op het eerste gezicht op een revolutie zou je denken, maar als je
verder leest ontdek je dat het wel meevalt.
Er was voor het bestuur ten platte landen nl. een nieuw reglement van
kracht en uit dien hoofde had de Schout "per geschrift de eed in hande
van Zijne Excellentie de Heer Staatsraad en Gouverneur der Provincie
afgelegd en zijne post als Burgemeester der Gemeente en Heerlijkheid
Limmen aanvaard."
De titel "Schout" kon naar het museum, dat was het dan. Nu moest ook de
raad aftreden en dadelijk weer opnieuw benoemd worden en
geïnstalleerd. Dat nu was een klusje voor de kersverse burgemeester. Op
Dirk Schotvanger na die, evenals Pieter Vennik, assessor (wethouder)
was. Dirk was nl. verhuisd naar Castricum en wonen in een andere
gemeente was niet verenigbaar met het raadslidmaatschap in Limmen
(dat is overigens nog steeds zo). Burgemeesters werden benoemd door
de koning en ook de secretaris, Willem de Bie in dit geval, dankte zijn
benoeming aan Zijne Majesteit.
De raadsleden daarentegen werden benoemd door de Ambachtsheer en
als die Ambachtsheer toevallig ook burgemeester was, zoals in Limmen,
kon hij om zich heen verzamelen wie hij wilde. De benoemingen moest hij
weliswaar voorleggen aan de Gouverneur, en na 1825 nog wel in
dubbeltallen, maar dat was een formaliteit.
Je vraag je dan af: wat veranderde er dan in 1825? Het antwoord is: niks.
In gemeenten die voorheen Ambachtsheerlijkheden waren, zoals Limmen,
behield de Heer zijn Heerlijke rechten. Constantjn
59