Jaargang nr. 10 1996
Winder kon daar goed in meekomen als loonbedrijf. Gert en Siem bleken
het goed in de vingers te hebben. Meindert meende dan ook dat ze het
bollen vervoer maar beter konden laten vallen. Afgaande op de
verhoudingen zoals die hierna beschreven staan, is er echter geen
duidelijke reden aan te wijzen voor de wens om over te stappen naar
loonwerk.
Het betere sjouwen
Dat het werk zwaar was kunnen de volgende cijfers uit 1923 aantonen: In
de maanden augustus en september werd er voor de firma Kieft en
Zoonen 22 keer met kisten naar het stet gereden. Dat waren in totaal
1314 kisten, met een totaal gewicht van 145880 kg. voor een prijs van
f 218,82. Een gemiddelde kist woog dus 111 kg. en leverde 16 cent op.
De kosten per ton waren f 1,50. In diezelfde periode werden er ook nog
4 vrachten afgeleverd op het station van Castricum, 20.000 kilo voor f 2,-
per ton. En dat is natuurlijk maar een deel van het gesjouw dat de mannen
van Winder te verrichten hadden. Tussen juni en oktober versjouwden zij
zo'n 3000 manden en zakken. Voor het riante bedrag van 6 cent per stuk
(als het binnen Limmen bleef). Voor een vracht naar Overveen rekende de
firma 25 cent per mand of zak. Dat kwam overigens niet vaak voor in de
jaren 1921-1924. In 1 925 is er wel meer vracht naar 'de Zuid'. Maar voor
het grootste deel reden ze toch in de buurt.
Over het geheel was de omzet aanmerkelijk gestegen: 48 klanten gaven
483 klussen, wat f 3,934.96 opleverde. Maar de daglonen beliepen
ondertussen ca. f 9,- en er moesten heel wat meer mensen van leven dan
in 1902.
Ondanks de hekel die Meindert aan het bollenrijden had, was het een niet
te versmaden bron van inkomsten. In een overzicht van 1923 springen de
inkomsten van bollenboeren als Kieft (f 850,-), Eldering (f 600,-) en de
gebr. Reynierse (f 500,-) er duidelijk uit.
Het zal dan ook geen verbazing wekken dat in de zomermaanden het
meest verdiend werd, zoals het volgende lijstje laat zien.
38