Jaargang nr. 10 1996
Aan de Voort werkte een vrachtrijder met een paard en wagen. Maar deze
man had vrij vaak dorst. Zodoende was er geen geld meer om een nieuw
paard te kopen toen het oude overleed. Piet kon in 1899 zijn werk
overnemen. Daarmee is dus het begin gelegd van het vrachtbedrjf. Dat
was met 2 paarden; het ene was blind en het ander had een grote bult,
maar dat mocht niet deren. Zijn relaties in de schipperswereld kwamen
hem waarschijnlijk goed van pas. Op eigen terrein kon hij vracht van
schippers opslaan en overladen in zijn wagen. De vrachten waren van de
meest uiteenlopende aard.
De periode was in zijn voordeel, want de bollenteelt in Noord-
Kennemerland begon zachtjes op te komen met namen als Kieft,
Reynierse, Rooze en Schermer.
Hij reed vrachten bollen, mest en riet voor bollen boeren en tuinders en
bouwmateriaal voor aannemers. Ook verhuurde hij zichzelf met paard en
wagen, voor f 3,75 per dag. Dat was dus een eerste aanzet voor de latere
loonwerk-tak van het bedrijf.
In 1901 kocht hij weer een vlet van 11 ton, waardoor hij grote
hoeveelheden kon vervoeren.
In 1902 zien we een bedrijf in volle gang. Hij leverde 449 keer aan
22 klanten, voor een totale waarde van f 752,-. Dat lijkt me overigens nog
steeds geen vetpot.
Een milieudelict
U zult wel denken: "Dat is toch iets van de laatste jaren?" Maar nee, ook
toen konden wetshandhavers vrij scherp reageren op vervuilingen. Want
Pieter werd meteen voor het kantongerecht gedagvaard. En wel om de
volgende reden: Op 3 april 1911 werd zijn knecht J. Nuyens op de
Zuidkerkenlaan betrapt waar hij een paard en wagen leidde. De bakwagen
bevatte mest en deze was zo hoog opgetast dat zij meer dan 10 cm.
boven de laagste rand van de bak uitstak. Als gevolg waarvan er mest op
de straat zal zijn gevallen. Waarom het direct een zaak voor het
kantongerecht geworden is onbekend, omdat een deel van de
35