Jaargang nr. 10 1996
De hotemetoot die dat in Limmen moest uitvoeren was Kobus Kimman.
Die man moest zorgen dat er door de Limmer bollenkwekers vele
duizenden kilo's bloembollen ter vernietiging zouden worden ingeleverd.
Kobus was als boerenzoon geboren. Toen hij met Kaatje ging trouwen liet
hij een spulletje zetten aan de Provincialeweg, daar waar nu de familie
Spijker woont.
Maar nee, dat boer-wezen was eigenlijk niet waarvoor hij in de wieg
gelegd was, vond hij. Nee, in zijn hart was hij een echte 'burgerman' en
daarom ging hij z'n spul verkopen en aan de Kerkweg wonen. Later
verhuisde hij naar de Achterweg en sleet daar samen met Kaatje een
burgermansbestaan.
Dat saneren was niet populair in Limmen: Kobus dus ook niet, met zijn
baantje als saneringsambtenaar.
Cor Mooj (van Cees) was een neefje van Kobus Kimman en die Cor, die
wij ons nog goed herinneren van zijn voordrachten en van het toneel in
Limmen, had voor ome Kobus een liedje geschreven.
Jaap kon dat liedje nog helemaal zingen, het ging als volgt:
"De sanering kwam in 't land, door Kobus,
"Hij zet zijn boerderij aan kant, die Kobus,
"Met een dik boek gaat hij naar 't secreatarie oh, die Kobus,
"En Kaatje zit dan op z'n knie oh, die Kobus,
"Oh, die Kobus oh, die Kobus, "Wel wat zeg je van 't saneringsplan,
"Falderalderalde oh, die Kobus oh, die Kobus,
"En Kaatje, wat zeg jij er van.
"Hij verdient er nou een dikke duit, oh die Kobus,
"En hij lacht de hele kluit nou uit, oh die Kobus,
"En heeft hij een dikke portemonnee, oh die Kobus,
"Dan gaat hij met Ka naar 't strand en de zee, oh die Kobus
26