Jaargang nr. 10 1996
voor de schippers opnieuw een drukke tijd, want dan moest er riet worden
gevaren.
In Limmen deden dat Min en Kujper. Dat ging overigens niet zomaar; om
te mogen handelen in riet en mest moest je wel over een erkenning
beschikken. De Limmer schippers hadden dat natuurlijk.
Op het stet waren ook een paar voorraadhokken: voor zand en strooizout;
voor grind en sintels (de wegbeharding), maar ook een voor vuilnis.
Mensen die wat weg te gooien hadden konden dat daarin kwijt. Nou
waren de mensen in die tijd niet erg welgesteld en daarom hadden zij ook
niet veel om weg te gooien. Dat kwam dan voor de jongens goed uit; dan
werd het hok niet al te vaak geleegd. Prins, de baas van de Hollandia
dependance, was ook fietsenmaker en die gooide zijn niet meer gebruikte
onderdelen in het afvalhok.
Na een poosje onderdeeltjes opsparen uit de bak hadden de kinderen een
fiets in elkaar geflanst en hup, er mee de weg op. Banden zaten er
natuurlijk niet om, maar je kon best op de velgen rijden. Jaap vertelde dat
hij heeft leren fietsen op zo'n bandenloos vehikel.
Met de muziek mee
In die dagen kwamen er dikwijls allerlei kooplieden en bedelaars het dorp
in, maar ook muzikanten. Meestal waren dat mannen met een "mook"
(harmonika, zouden wij nu zeggen). Echt feestelijk was het als het
draaiorgel door het dorp trok. Op mooie zomerse dagen kon je die door
het hele dorp heen horen. Jaap's broertje Jan was een ventje van plm. 6
jaar toen er weer eens een draaiorgel door de Achterweg trok. Het kereltje
was toen al gek van muziek en toen hij dat hoorde rende hij naar de weg
om het muziekwonder-op-wielen te horen en te aanschouwen. Hij raakte
volledig in extase en die orgelmuziek met al dat prachtige mechanische
werk van poppetjes en schelletjes had hem in de ban zoals de
rattenvanger uit het sprookje de kinderen van Hameln. Toen na een
poosje moeder Mooij eens ging kijken waar Jantje toch bleef was hij
nergens te vinden.
22