Jaargang nr. 10 1996 HET DISSELDORPERSTET EN ZIJN OMGEVING Wij staan er nu niet meer bij stil maar er is een tijd geweest dat vaarwegen in ons land dikwijls nog belangrijker waren dan landwegen. Toch ligt die tijd nog niet eens zo ver achter ons. Toen Willem l in het begin van de vorige eeuw een pleidooi hield voor het aanpakken van de wegen in Nederland (waarop ook de Fransen, tijdens de Bataafse republiek bij herhaling hadden gehamerd) en wilde bevorderen dat de ijzerenspoorweg ook in ons land zou worden aangelegd, werd hem te verstaan gegeven dat hij zich maar moest bemoeien met dingen waar hij verstand van had. Immers: in het waterrijke Nederland had je aan landwegen geen behoefte en ook niet aan een spoorweg, zo oordeelde men. In Limmen hadden wij een viertal stetten, maar de belangrijkste daarvan was wel het Disseldorperstet. Het was een belangrijk haventje voor laden en lossen van allerlei goederen en niet alleen voor Limmen maar ook voor de omliggende dorpen. Het vrachtgoed werd op het havenpleintje neergezet, en och, soms nam men het niet zo nauw met weghalen en vond men het een geschikte opslagplaats. Dan stond het spul soms weken en maanden en dat maakte natuurlijk een rommelige indruk. Dat was de plaatselijke overheid een doorn in het oog en dat moest nu maar eens over zijn, vonden de schepenen. Zo kwam het dat op 28 augustus 1804 de Municipaliteit van Limmen (het was in de Bataafse tijd) bijeen was om een ingekomen brief van het Departementaal bestuur van Holland te bespreken. De brief hield in dat voortaan de berekening van 's lands penningen niet meer zou mogen geschieden bij ponden, schellingen en déniers, maar bij guldens, stuijvers en penningen, (zo zie je maar, niets nieuws onder de zon als straks onze gulden een Euro wordt). 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1996 | | pagina 15