Jaargang nr. 9 1995
Naast rechtsheerlijkheid (wetgeving, rechtspraak, bestuursmacht) bestond
'ambachtsheerlijkheid' ook uit profijtelijke macht zoals het recht op het
aanstellen van een waarnemend schout (de ambachtsheer was zelf de
schout), en schepenen, secretaris, predikant, koster en schoolmeester.
Daar trok de ambachtsheer inkomsten uit. Verder mocht hij, met de
schepenen, keuren maken en een derde deel van verbeurtenissen,
breuken en boeten innen, maar die mochten de 42 stuivers niet te boven
gaan. Ook had hij het 'recht van de wind' (dwangmalerj, het uitsluitend
recht om molens te stichten en er het voordeel van te hebben). Een
voordeel dat niet tot het heerljkheidsrecht behoorde, kon zijn het recht
van visserij, van vogelarij, van tienden, van tollen enz. Zo had de
ambachtsheer van Limmen het recht op de 'Disseldorper-vaart'. En het
recht om op het bevaren van deze vaart een betaling van eigendomsrecht
te mogen heffen.
Du Peyrou kocht, om in zijn verworven heerlijkheid tevens een woning te
hebben, het 'Huis Dampegeest' (op de 23" dec. 1732). Toch verbleef hij
maar zelden op dit buitenhuis. De Limmers moesten, als zij de heer Du
Peyrou wilden spreken voor goedkeuring en verkiezing van de ambten,
zich meestal begeven naar zijn hofstee 'Velserhoofd' dat al sinds 1725 in
zijn bezit was, of naar Amsterdam naar zijn woning aldaar.
HET BEDRIJF VAN EEN HEER
De Heren waren door drukke werkzaamheden op allerlei posten elders,
niet vaak op Huize Dampegeest. Men kan vermoeden dat daardoor hun
bemoeienissen in de dorpse zaken die hen aangingen niet altijd werden
gewaardeerd. Was het ergernis om iemand die 'soms' eens langskwam?
In sept. 1738 werd de keuze van aanstelling van predikant Jacobus van
der Poll aangevochten door Du Peyrou. Daarvóór had de consulent van
de Hervormde Classis van Haarlem de kerkeraad aangeraden met spoed
een beslissing te nemen over de nieuwe predikant en dit notarieel te laten
vastleggen, "om tegen te gaan zekere ujtdrukkingen ende memorie van
de Heer tegen deze beroe-
23