Jaargang nr. 9 1995 anderen elk 7. Het centrale beleid werd gevoerd door gekozen afgevaardigden, de zgn. "Heren Zeventien". Dat waren er 8 uit Amsterdam, 4 uit Zeeland en van de kleintjes elk 1. Het 17" lid werd bij toerbeurt gekozen door Zeeland en de kleintjes. Dat was een compromis om te voorkomen dat Amsterdam de overmacht zou krijgen. Toen in latere jaren de benoemingen bij de Staten van Holland - en daarna, na de overdracht van de bevoegdheid, bij de burgemeesters - berustte bleek de grootste macht toch bij Amsterdam te liggen. De financiering werd nu ook anders geregeld. Bij de voorcompagnieën werden gelden beschikbaar gesteld door participanten, voor één reis. Na de reis werden kosten en baten gewogen en de winstopbrengst (waar ook het schip toe behoorde) werd naar rato aan de aandeelhouders - of participanten - uitbetaald. Er werd niets gereserveerd; alles begon weer van voor af aan. Na 1602 werd kapitaal verstrekt door aandeelhouders voor een periode van 10 jaar. Er werd dividend uitgekeerd en ook dat bleek aanlokkelijk. In het jaar 1602 brachten aandeelhouders voor de kamer Amsterdam reeds 1,7 miljoen gulden op, voor de vloot van 6 schepen. In die eerste jaren van de VOC werden soms winsten gemaakt van zo'n 400%. Geen wonder dat men graag wilde meedoen. Al werd de winst in latere jaren minder, vaak kregen de aandeelhouders toch nog wel een paar honderd procent winst op hun ingelegd kapitaal. Ging het dan allemaal zo gemakkelijk, daar in dat verre Azië, vraag je je af? Nou nee, zo eenvoudig ging het toch niet. Er was een flink portie brutaliteit voor nodig om aan de zo begeerde spullen te komen. Vooropgezet zj gezegd dat de Heren Zeventien, de hoofdbazen van de compagnie, verordoneerden dat de schepelingen en de met hen mee varende handelsagenten, zich tegenover de bevolking in de door hen bezochte landen, beleefd en eerlijk moesten gedragen. Het ging er om handel te drijven met die mensen en correct gedrag zou het vertrouwen wekken, zo redeneerden zij. 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1995 | | pagina 11