Jaargang nr. 9 1995
ook iets zeggen over de daaraan voorafgegane reis van 1642-43, omdat die
de sfeer van die tijd zo prachtig uitbeeldt.
Maar daarover later; nu eerst iets over Tasmans opdrachtgevers:
DE LOFFELIJCKE COMPAGNIE
De Vereenigde Oostindische Compagnie, kortweg VOC, was in de 17de en
18de eeuw Hollands Glorie. Het was de eerste grote handelsonderneming ter
wereld en er werden door sommigen duizelingwekkende winsten gemaakt. Het
waren dan ook de dagen van de 'tulpomanie' en één tulpebol van Sempre
Augustus kon toen meer dan vijfduizend gulden opbrengen. Voor sommigen
waren het de dagen van slapend rijk worden.
De VOC werd opgericht in 1602, maar er waren toen al zgn.
vóórcompagnieën. In 1595 voer Cornelis Houtman van de "Compagnie van
Verre", met vier schepen uit en kwam behouden en beladen terug.
Jacob van Neck volgde in 1598 met 8 schepen en hij kreeg in datzelfde jaar
nog een aantal compagnieën achter zich aan, kortom: ze stortten zich als bijen
op de honing en dat leidde tot concurrentiestrijd.
Al spoedig begon men te beseffen dat concurrentie tot winstverlies leidt en
dat het beter zou zijn om eens te gaan nadenken.
Men overlegde met elkaar over samenwerking tussen de verschillende
compagnieën, maar dat verliep aanvankelijk nogal moeizaam. Vooral de
Zeeuwen waren argwanend, zij vreesden een overmacht van Amsterdam en
niet geheel ten onrechte. Amsterdam was veruit de sterkste, maar Zeeland
was een goede tweede en die wilde niet alles uit handen geven. Johan van
Oldebarnevelt en later ook prins Maurits, bemoeiden zich er mee en wisten
uiteindelijk de koppen in één zak te krijgen.
Zo werd op 20 maart 1602 "Het Octroy opte vereenige der Compagnieën"
gearresteerd. Het werden 6 kamers, t.w.: Amsterdam, Middelburg,
Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. De 'bewindhebbers' kwamen met
20 uit Amsterdam, Zeeland had er 12, de
9