Jaargang nr 8 1994 In 1272 dan, zou het paard- en voetvolk over het drassige land tussen de meren Heer Hugowaard en Schermer gaan. Er werd besloten eerst een aantal poelen te dempen en een dijk aan te leggen. Polderjongens werden ingeschakeld onder bescherming van speerdragers en boogschutters. Plotseling werden ze door de Westfriezen aangevallen. Ze sloegen op de vlucht. De grootste strijdmacht van Floris die bij Alkmaar gelegerd was deed een tegenaanval, maar werd teruggeslagen. Bij Heiloo kwam het opnieuw tot een gevecht. Er vielen, volgens Melis Stoke (Rijmkroniek), 800 Westfriezen en 500 Hollanders in de strijd. Later lukte het via de Zuiderzee Westfriesland te bereiken. "Floris de Vijfde nam het te water, lejdt het met Heir-koggen aen, wel beriemt om af en (naar) toe te vaeren, wel bemant en gewapent om een inval te doen.' Floris nam niet alleen wraak maar nam meteen ook Westfriesland in bezit. In 1289 werd hij door de Westfriezen als hun Heer erkend. ROEIEN MET DE RIEMEN... Het oorlogvoeren was bijna een dagelijkse bezigheid in de middeleeuwen, Ging het niet om ruzie met buurstaten en veroveringstochten, dan ging het wel om binnenvallende vijanden of rebellie van 't eigen volk. In principe waren er twee onderdelen in de militaire organisatie nl. de 'lantweer' en de 'heervaart' die al van oudsher bestonden. De landweer hield in, de verdediging van het land tegen een binnen vallende vijand. Als de graaf zelf al niet met een leger ter plekke was, dan kwam de verdediging ten laste aan "allen onsen goeden luden: ridderen, knapen, poorteren, welgheboren Iuden, papen, clercken ende die huusluden ghemeenhic, die dat lant toebehoort." Aan iedereen dus. De heervaart, binnenslands of buitengaans, diende in geval van bv. een vergeldingsoorlog. Het was een verplichte dienst t.b.v. de landsheer. Als de graaf heervaart gebood dan moesten weerbare mannen van tussen de 20 en 60 jaar ten strijde trekken. Oorspronkelijk per boot. Dat lag in het waterrijke Holland, Kennemerland en 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1994 | | pagina 7