Jaargang nr 8 1994 De gemeenteraad van Limmen en met hen de inwoners zagen de wijsheid van zijn woorden niet in. Het put- en welwater was hun goed genoeg, zeker aan de westkant van het dorp (aan de oostkant zag het water nogal gelig en had een zwavelig smaakje). Het was al die eeuwen goed geweest, dus waarom zou je nu ineens waterleiding nodig hebben? Alleen maar nieuwlichterij! Niet alleen was er weerstand in de gemeente; de raad zelf was huiverig om zich in teveel investeringen en administratieve romp slomp te verliezen. De raad ging er in 1922 wel mee akkoord dat er waterleiding dóór de gemeente werd aangelegd, langs de Uitgeesterweg. Misschien zijn er daarna droge jaren geweest of werd de waterkwaliteit slechter, want in 1925 werd er met graagte voor aansluiting besloten. In eerste instantie wilde men zich beperken tot enkele straten en nieuwbouw, maar de belangstelling was groter en het net was royaal genoeg opgezet. In 1926 was 33% van de huizen aangesloten, in '28 43% en in '30 64%. De rest van de inwoners had er niet zoveel mee op. Dat gaf nogal eens problemen bij het aansluiten van buitendelen van het dorp, waar de kosten hoog waren. Als slechts één bewoner dwars lag en geen aansluiting wilde, werd de aansluiting van de rest van de straat alweer een stuk onzekerder. Het P.W.N. was pas tot aansluiting van individuele huishoudens verplicht als 90% van het bestaande net was aangesloten. Dat was een situatie die voor lang niet zou ontstaan. Een bijkomend effect van de waterleiding was dat er brandkranen geïnstalleerd konden worden. Er kwamen bouwverordeningen waarin de minimale afstand tussen huis en hooiberg werd vastgelegd. In 1926 werd een vrijwillige brandweer opgericht. In de verslagen wordt wel vermeld dat men vóór die tijd met 'minimax'-apparaten (vermoedelijk pompen) werkte, maar niet door wie die bediend werden. 42

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1994 | | pagina 43