Jaargang nr 8 1994
BÉKUMERSTIJD
Het Folkloristisch woordenboek voor Nederland en Vlaanderen van K.
Terlaan geeft de volgende verklaring van het woord BEKUMAVOND: 'zie
Meiblis, Békenen, Békum. Béken is fries voor baken; het woord komt ook
voor in Sleeswjk-Holstein. Daar heten ook brandende strowissen
békenen."
In Limmen is dat gebruik zeker tot de tweede wereldoorlog in ere
gehouden. In de maand februari kreeg de jeugd al de voorjaarskriebels in
het bloed. Het was 's avonds al weer wat langer licht en iedereen wist dat
op 24 februari (het feest van St. Matthjs) het békum klaar moest zijn.
Dat was een stevig karweitje, want het moest niet zomaar een hoopje
takken zijn maar een gigantische hoop waar je urenlang pret mee kon
maken. Bovendien moest de békum respect kunnen afdwingen bij de
toeschouwers vanwege zijn enorme omvang.
Als wij dan in die dagen 's middags uit school kwamen, gingen wij er met
de handkar op uit langs de tuinders en boeren om het snoeihout van
heggen en singels op te halen. In die dagen groeiden door het hele dorp
heggen tussen de akkers en er waren singels om de boerderijen, zodat er
altijd veel afval- en snoeihout te verzamelen viel. Ook hadden sommigen
oud afvalhout of oude kisten die ze kwijt wilden. Met dat verzamelen
waren wij wel een paar weken bezig en soms was het zwoegen om de
handkar over de slechte notwegen op de tuinen voort te duwen.
Als dan eindelijk de 24 februari was aangebroken, werden de
voorbereidingen voor het aansteken getroffen. Om het vuur te doen
ontbranden was meer nodig dan een simpele lucifer. Dat het in februari
wel eens kan regenen als het niet vriest, weten we tot de huidige dag; dat
was vroeger niet anders. De takken waren vaak vochtig en er was veel
levend hout bij. Wij verzamelden droge kranten en gingen naar G.P. Groot
voor verlopen olie. Zo'n voorvuurtje verwarmde de takken en als die
eenmaal begonnen te 'gassen' spoten de vlammen als een ware
vuurstorm omhoog.
37