Jaargang nr 8 1994
PEEPERKORN EN DE MOOKERHEIDE
Sinds 1908 waakte pastoor Peeperkorn over het zieleheil van de hem
toevertrouwde kudde in Limmen.
Het waren moeilijke schaapjes, vond hij. In werkelijkheid was dat niet zo,
integendeel, de Limmers waren juist erg gemakkelijk. Voorwaarde was
dan wel dat je ze met rust moest laten. Met onnodig gezeur over wat je
niet mocht en juist weer wel moest kon je beter niet bij ze aankomen, dan
had je het als pastoor in Limmen niet moeilijk. Ze hadden heus geen hekel
aan de man want hij had ongetwijfeld zijn goede kanten, maar aan zijn
heerszucht konden ze maar moeilijk wennen.
De kinderen kregen catechismusles van hem als ze 12 jaar waren. Dat
gebeurde in die dagen nog achter in de kerk, in de achterste bankjes en 's
morgens vroeg vöör schooltijd.
Ook daar eiste de zielenherder strikte gehoorzaamheid. Wie zijn vragen
niet kende mocht rekenen op een fikse oorvijg.
Het noordwestelijke deel van Limmen was voor pastoor Peeperkorn een
uithoek. Het lag in zijn beleving ver van het dorp af. Daar kwam nog bij dat
er voor zijn gevoel een hechte gemeenschap huisde waar hij maar
moeilijk greep op kon krijgen.
De jongens en meisjes uit die hoek werden uiteraard niet anders bekeken.
Voor hem vormden ook zij een sterke groep en mogelijk wekte dat een
associatie op met wat hij ergens anders al had meegemaakt.
Dat de kinderen nog al eens te laat op de catechismus kwamen was niet
verwonderlijk. Ze moesten in alle vroegte zo'n 25-30 minuten op klompen
over de grindwegen naar kerk lopen. Pastoor ergerde zich daar natuurlijk
wel aan en toen op een goede morgen het stel weer eens dapper maar te
laat binnen stapte, riep hij luidkeels: "Daar heb je dan eindelijk het volk
van de Mookerheide".
Ook op de bij Nijmegen gelegen Mookerheide zullen mensen gewoond
hebben die in die dagen mogelijk een hechte maar moeilijk te
onderwerpen groep vormden.
34