LIMMER CONTOUREN
LIMBON EN ZIJN MIDDELEEUWSE BEZITTERS
Van gift, leen en pacht
DE SAGE VAN RADBOUD
Herfst, 792. De torenwachter op het kasteel van Radboud te Egmond
tuurde vanaf zijn hoge post over zee. Plotseling werd hij door schrik
bevangen. Die donkere stippen aan de horizon waren schepen!
"Drakenschepen!", schreeuwde hij en hij deed de hoorn schallen.
Weldra klonk in de wijde omgeving de kreet: "De Noorman komt! Te
wapen!" Van overal stroomden de mannen samen, bewapend met speren
en knotsen. In de voorzaal van het kasteel trok de grijze Radboud zijn
wapenrusting aan en besteeg zijn ros. Nauwelijks zijn zij buiten de
woudbaan te Rinnegom of daar zien ze een woeste bende Noorse krijgers
uit de duinen op hen aan stormen. Een bloedig gevecht volgde. Steeds
meer Noormannen kwamen en drongen op. Tegen een dergelijke
overmacht waren ze niet bestand. Ze werden totaal verslagen.
Toen de laatste vaandeldrager in het zand beet, greep Radboud zelf zijn
vaandel en streed moedig tot het einde. Hij viel in het tweegevecht met de
noorse leider Orm, die met zijn akst de grijsaard de schedel kloofde.
Bloedend uit vele wonden stortte Radboud uit het zadel en gaf de geest.
Ter ere van de voorname verslagene besloot Orm hem ter plaatse te
begraven en een heuvel op te richten.
Een bericht uit 1732 vertelt dat aan de "heir of heere-weg,... even
bezuiden Rinnegom, een stukje land ligt, zijnde hoog en nollig, of
wat bultagtig: dat wordt te dezer daege nog Radbouts-kerkhof
genoemd."
Tegenwoordig heet het terrein "de Radboud" en het bosje op die
plek "het Radboudbos" of "Robonsbos".
JAARGANG NR. 7 1993
6