ken van gevangenkampen. In die kampen zaten illegalen en Japanners gevangen. De illegalen waren Indische vrijheidsstrijders, door de soldaten 'ploppers' genaamd. Dat werd dus wachtlopen voor de Limmenaar; weinig enerverend. Maar in het kamp werkten bewakers met 'ervaring'. Dat waren de KNIL soldaten en die gingen niet zachtzinnig om met hun gevangenen. Thomas Min: "Ze mishandelden de gevangenen met het doel ze te laten praten; ze probeerden eruit te krijgen waar de rest van de 'ploppers' zich schuilhield. Ik heb er wel met bevende knieën naar staan kijken, het was afschuwelijk. Het waren de KNIL soldaten van de compagnie die onder leiding stond van de beruchte kapitein Westerling. Ook knalden ze gevangenen zonder pardon neer." DE PARATROEPEN Gelukkig bleven ze niet lang in dat oord van ellende. Op 27 januari 1947 vertrok de compagnie, waar Thomas toe behoorde, naar Balik-Papan op Borneo. In Balik-Papan was de opdracht weer gevangenkampen bewaken maar ook wat patrouille lopen. Intussen kwam de mogelijkheid om een opleiding te volgen tot parachutist. Dat leek Thomas wel wat; hij vond dat wachtlopen maar een saaie klus. Het avontuur lokte onweerstaanbaar en parachutespringen zag hij als een sport. Nee, daar hoefde hij niet lang over na te denken, want hij hield van sport en van avontuur en hier was een combinatie van beide in de aanbieding. Nu was er in het gevangenkamp een Japanner die ondergedoken was geweest. Deze man mocht naar huis, maar gaf te kennen dat hij naar Makassar wilde om daar te gaan werken. Het toeval wilde dat Thomas wist dat z'n broer, Kees Min, juist in Makassar was aangekomen. Thomas verzocht z'n commandant of hij de Japanner mocht wegbrengen, dan zou hij meteen z'n broer Kees kunnen ontmoeten. De commandant vond het prima en zo gebeurde het dat JAARGANG NR. 7 1993 30

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1993 | | pagina 31