Eerder in de geschiedenis was het ook erg moeilijk geweest: In het sultanaat Atjeh, op Noord-Sumatra hadden de Nederlandse kolonialen van 1871 tot 1901 moeten vechten, eer zij daar de bevolking konden onderwerpen. Nu de andere eilanden even aan de vrijheid hadden geroken, kon het ook elders wel eens moeilijk worden. De regering stuurde voorlopig alvast een paar bataljons OVW-ers naar de Oost om de KNIL soldaten behulpzaam te zijn. Dat was echter een druppel op een gloeiende plaat. Er was heel wat meer voor nodig om de vooroorlogse rust en orde terug te krijgen en de bevolking te ontwapenen. De Engelse en Amerikaanse troepen, die daarbij hulp zouden verlenen, waren niet echt gemotiveerd; zij wilden naar huis en liefst zo gauw mogelijk. Er zat voor Nederland niets anders op dan dienstplichtigen te mobiliseren en heen te sturen. Daartoe werden massaal verschillende lichtingen onder de wapenen geroepen en onder al die soldaten bevonden zich ook tientallen Limmer jongens. Een van de eerste bataljons die opgeroepen werd was het 3de Reg. Infanterie. Dit regiment bestond hoofdzakelijk uit Limburgers en Brabanders, maar er zat één Noord-hollander bij, nl. Thomas Min uit Limmen. In april 1 946 ging Thomas onder de wapenen en na een stoomcursus "vechten in de tropen" ging hij op 15 oktober 1946, met zijn 1700 kameraden, scheep op de Kota Baroe in Rotterdam. In Port-Said werd een halve dag aangelegd om te bunkeren en reeds op 17 november werd het anker gelaten voor Makassar op Celebes. Daar zag Thomas een stukje van de Gordel van Smaragd, waarover wij zulke mooie liedjes zongen in Nederland. Het werd helaas geen vakantie, dat was zeker. Het bataljon ging in Makassar van boord en de compagnie waartoe Thomas Min behoorde, werd daar ondergebracht in een school. Natuurlijk hadden de jongens geen enkele ervaring; onder leiding van KNIL soldaten werden zij daarom in het begin belast met het bewa- 29 JAARGANG NR. 7 1993

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1993 | | pagina 30