der landen op de voorwaarde, waarop de andere vroonlanden in Lymmen
gebruikt worden, weder toegestaan heeft."
Naast de erfpacht bestonden er nog de lijf- en jaarhuren. De lijfhuur gold
onverminderd voor het leven. De gewone termijn van de jaarhuur was 9
jaar, daarna kon zij herzien worden. De jaarhuur moest worden voldaan
op een voor elke streek apart vastgestelde dag en plaats.
"18 oct. 1452. Ariis Claesz schout van Limmen, oorkondt, dat al degenen,
die land gehuurd hebben van het Godshuis van Egmond en in Limmen
wonen, zich vóór hem verbonden hebben den abt hun landhuur en
schulden volgens het register van de rentmeester van de abdij en zijn
'wilkoerboeck' gedurende 9 jaar te zullen betalen". De huurders mochten
hun vroonland verkopen, mits "bij des meiers hant" en "om den vierde
penning".
Ze mochten zich vóór het huwelijk buiten Limmen/Oesdom begeven maar
moesten binnen 8 dagen nadien zich binnen "Lymmen of Oesdom
metterwoon vestigen en niet in een kerk buiten Lymmen of Heyligheloe
trouwen."
"24 nov. 1376. Dirc van Valkenburch, parochiepaap van Lymmen, en
Heynric van den Houte, schout aldaar, oorkonden dat Betholomies Dirc
Zwesekenzoon ten overstaan van den meier van het vroonland, t.w. heer
Jacob van der Borch, wonende tot Egmond, en huurlieden verklaarde, dat
hij het vroonland, dat hij in huur had van den abt van Egmond, verbeurt
had wegens zijn huwelijk buiten den ban Lymmen en Oesdom, en dat dit
land vervolgens door den meier aan Bertholomies verkocht was."
En, ingeval bij huwelijk één der echtgenoten vroonland bezat en de ander
niet, zij "dat Vroenland zullen menghen gheliken horen (haar) eygeheliken
goede."
Na de 11de eeuw behoren de grote schenkingen van grond door het
gravenhuis aan de abdij tot het verleden. De weldoeners zijn nu over het
algemeen de kleine luiden. De verworven goederen werden nu meestal in
jaarhuur uitgegeven. Die bestond uit geld, waarbij men rekening hield met
de devaluatie, of in natura. Ook ruil en aankoop vormden een deel van de
nieuwe grondpolitiek.
JAARGANG NR. 7 1993
16