Jaargang nr. 6 1992
Gelukkig zijn er hier en daar nog plekjes waar de spit niet gestoken is.
Een korte inleiding zal een impressie geven van de archeologische
resultaten. Het archeologisch onderzoek toont aan dat er vóór en in de
Romeinse tijd (±200 v. tot 250 n. Chr.) intensief in deze streek gewoond
is. Er was bevolkingsgroei en immigratie. In deze droge periode woonde
men zowel op als naast de strandwal; op oeverwallen en wadplaten. In de
polder (de vroegere strandvlakte) op hogere plekken. Later werd die
onbewoonbaar door wateroverlast (na 250). Na een periode van terugloop
van bevolking hier op de strandwal, wordt het archeologisch weer
interessant vanaf de 7de eeuw. Uit de onderzoeken wordt duidelijk dat er
op de strandwallen een behoorlijke bevolkingsdichtheid ontstond. De
polder was te nat geworden en daardoor ongeschikt om er te kunnen
wonen.
Tijdens de late middeleeuwen (±1100-1500) werd er druk gewoond, maar
met de zwaarweer periode van de 12de en 13de eeuw was dat
hoofdzakelijk beperkt tot bepaalde delen van de hoge strandwal. De
kleinere geesten en oeverwallen waren toen spaarzaam bewoond.
Een schets geeft aan waar de sporen zich bevinden. Zoals gezegd is het
beeld incompleet.
WAT ER ZOAL GEVIERENDEELD WERD
De archeologische bevindingen geven tot nu toe nog geen zicht op een
bewijs dat er georganiseerd gewoond werd. De nederzettingssporen uit de
Romeinse tijd zijn nog het best bewaard en bieden daarop nog de beste
kans. Van de tweede vestigingsperiode vanaf de vroege middeleeuwen is
minder bekend. De recente opgraving bij het NH kerkje heeft echter een
nederzetting aan het licht gebracht. Opgravingen in vergelijkbare situaties
elders in 't land laten eenzelfde structuur zien: een planmatige
buurtopbouw. Terzijnertijd zal er uitgebreider op worden ingegaan.
Geschiedbronnen zeggen veel over organisatie. Maar pas na 't jaar 1000
zijner voldoende (originele) teksten bewaard gebleven, zoals keuren,
pacht- en stoelbrieven, oorkonden
6