Jaargang nr. 6 1992
natuur. Een droge zomer kon een ramp zijn en dan was er eigenlijk maar
één oplossing: bidden om regen. Soms hielp dat, soms ook niet. Maar als
het niet hielp dan had Onze Lieve Heer dat nou eenmaal zo gewild, dat
was dan het beste voor je; dat moest je stil aanvaarden.
Jan Metzelaar was een eenvoudig en Godvrezend man, bovenal absoluut
onkreukbaar, kortom er was maar een weg en dat was de rechte weg;
daar viel niet van af te wijken. Net als zijn buren was hij afhankelijk van de
weergoden, maar zoals gezegd hadden de Ververs al een buizennet in
hun tuin voor de bevloeiing bij droogte. Nu gingen in die dagen de mensen
vaak bij elkaar 'tuinen' en zo gebeurde het dat Jan ging kijken naar het
nieuwe bevloeiingssysteem bij Verver.
Arie was toen nog een jonge vent en allesbehalve een tobber. Je zou
bijna kunnen zeggen dat hij er een Bourgondische levensstijl op nahield;
hij was voor z'n plezier op aarde, vond hij. Bidden om regen vond Arie
even nutteloos als kranten tegen de wind in gooien. Nee, Arie had een
praktische natuur en als een handeling alleen maar een twijfelachtig
resultaat kon opleveren dan hoefde het voor hem niet.
Met die Arie liep Jan de tuin in om het technische wonder en de daarmee
behaalde resultaten in ogenschouw te nemen. Het loog er niet om: aan de
snelle groei was gemakkelijk af te leiden dat het systeem z'n geld waard
was. En dat beaamde Jan dan ook, daarover waren de twee het wel eens.
Maar toen gebeurde het; in z'n enthousiasme zei Arie: "Zie je wel Jan, wij
hebben God niet meer nodig." "God-niet-meer-nodig" herhaalde Jan, in
pure verbijstering, "Hoe durf je dat te zeggen?'.
Ja, dat had Arie beter niet kunnen zeggen. Dat hij in feite alleen maar
bedoelde dat hij het hemelse gerecht niet meer nodig had om regen af te
smeken, deed er niets aan af. Hij had Jan tot in het diepste van zijn ziel
geraakt.
De botsing tussen oude en nieuwe opvattingen was ook toen al in volle
gang.
40