Jaargang nr. 6 1992
UIT DE HANDELINGEN DER SCHOUT
Het geval van het kermisbed
Wie het idee heeft dat vroeger alles pais en vree was, komt bedrogen uit.
De verhalen in de voorgaande jaarboekjes van Oud-Limmen zullen die
droom al ruw verstoord hebben.
Soms waren er echter klachten over minieme schade of overlast, die de
schout vermoedelijk ook liever kwijt dan rijk was.
Een zo'n geval en ook wel een vreemdsoortig verhaal, is de volgende
aanklacht over een insluiping.
Op de eerste september 1819 verschijnt bij de Schout ene Pieter Duyn,
landbouwer, 75 jaar. Hij komt melding maken van het feit dat er die nacht
een vreemde bij hem in huis is geweest, waarvan niemand wist.
De schout doet ons van de toedracht van deze ontdekking op de volgende
wijze verslag:
"Jan Kuys, oud zestien jaren, van beroep metselaarsjongen, wonende te
Castricum des morgens circa zes uren. met zijne makkers daar ter plaatse
te werk komende, zag bij het openen der voordeur op de koestal een
perzoon, welke hem ontdekkende zich van daar naar de dorsch
verwijderde.
Hij gaf zijne kameraden daarvan kennis, maar deze wilden hem niet
geloven, waarop hij den dorscher (zijnde een broeder van den
Comparant) zulks te kennen gaf, die dit weder aan de vrouw en deze aan
haren man berigtte, zoodat men eindelijk besloot eens op den dorsch te
zien, werwaarts de Comparant en deszelfs Broeder, vergezeld van de
knegt, zich begaven, de laatste voorzien zijnde van hooivork.
Jan en alleman werd dus gewaarschuwd en de boerderij in rep en roer
gebracht, voordat iemand durfde kijken. Maar
28