Jaargang nr. 6 1992
Het feit alleen al dat Trijntje die drie jongens buiten de deur kon werken is
toch wel even onze aandacht waard, dacht ik zo. Te meer nog waar het
procesverbaal vermeldt dat "...de persoon Adrianus Lagewij, die bij haar
inwoonde, naar de zolder was geweken om mogelijke mishandeling te
vermijden..."
SCHIPPERSJONGENS
De Winders waren schippers. Zij voeren op de schuit van vader Arie en je
moet er van uit gaan dat het stevige knapen waren. Dat moest ook wel in
dat vak want de schepen waren in die dagen nog alleen met zeil getuigd.
Door de kanalen en vaarten moest men meestal jagen', d.w.z. dat je met
een haampje om, aan een lange lijn de schuit door de vaart moest
trekken, lopend over een langs de vaart gelegen jaagpad of op de dijk.
Bij tegenwind en een zwaar beladen schuit was dat een stevig klusje en
daar had je potige jongens voor nodig.
Dat Trijntje in haar eentje die drie knapen even buiten de deur kon zetten
betekent in ieder geval dat zij het fatsoen opbrachten om tegen een vrouw
geen fysiek geweld te gebruiken.
Nee, maar dan Adrianus Lagewij: die deed het bijna in z'n broek voor de
Winders. In plaats van assistentie te verlenen bij de uitzetting, vluchtte hij
in allerijl naar de zolder alwaar hij zich veilig kon wanen voor
mishandeling
Dappere Adriaan vertelde ook nog aan de Schout dat hij door het
zolderraampje luid om hulp had geroepen om de aandacht te trekken
"...en zo mogelijk assistentie te bekomen en van de bedreigingen
ontslagen te worden..."Dat had evenwel niets uitgehaald want er wordt
vermeld dat de kwajongens .eindelijk vertrokken, met enkele anderen
uit de gemeente welke bij hun waren."
Tot zover het gebeurde. Storm in een glas water, zou je zeggen.
19