Jaargang nr. 6 1992
Ofschoon dat niet vermeld wordt, zou je vermoeden dat het op een
zaterdag- of zondagavond moet zijn geweest: er was nogal wat volk in de
uitspanning en behalve de Limmers waren er ook 'vreemdelingen'.
De bij Trijntje Vlam inwonende Adrianus Lagewij was met haar
meegekomen om Trijntjes verhaal te bevestigen en er bovendien nog zijn
eigen bevindingen aan toe te voegen. Het was allemaal niet mals wat die
opgeschoten binken hadden uitgehaald. Bovendien was het niet de eerste
keer en het zou ook niet de laatste keer zijn. Of er enige aanleiding was
wordt niet vermeld, maar of er was een aanleiding óf ze hadden al een
glaasje te veel op toen ze aan de herberg-heibel begonnen. Dat zou je
tenminste kunnen afleiden uit hetgeen te lezen staat in:
HET PROCESVERBAAL
Daarin wordt nl. vermeld dat "Andries, Jan en Klaas Winder, allen alhier
woonachtig bij haar waren binnengekomen met het zigtbaar oogmerk om
baldadigheden te plegen, alzoo zij zich dadelijk door onbetamelijke vloek
en scheldwoorden onderscheiden, en lastertaal uitbraakten, zoo ten
opzigte der regering (gemeente bestuur) als omtrent de menschen welke
aldaar zaten om zich te ververschen, dat vervolgens meerdere personen
uit de gemeente Limmen waren ingekomen en zich aldaar bevonden,
waartegen zij rusie maakten en het rumoer al groter werd.
Toen de vreemdelingen vertrokken waren had zij (Trijntje) alle moeite
aangewend om hun (de Winders) buiten 's huis te krijgen, dat haar
eindelijk gelukte..."
Wel staat er dan nog vermeld dat de booswichten haar "eenige schade
door het breken van vlesschen en glazen te hebben toegebragt" en "...dat
zij buiten 's huis zijnde met allerlei dreigementen er weder in wilden en
daarbij met allerhande geklop en geraas om en aan het huis, haar tot
middernacht op een onbetamelijke wijze hadden bejegend en verontrust."
18