en weiland gemaakt. Een Vikingverhaal uit 950 bevestigt dit; deze troffen in onze streken akkers en weilanden aan omgeven door sloten. De herinnering aan die woeste bizarre venen en moerasbossen waarmee Kennemerland ooit bedekt was, spookte echter nog rond in de middeleeuwse kronieken. Daarin sprak men van het beruchte "Woud zonder genade". Genadeloos werd nu echter het water- en windspel, waarmee de middeleeuwse Kennemer geconfronteerd werd. De ontginningen deden n.l. het veen zakken en het rooien van de bossen gaf de wind vrij spel. En het begon toch te waaien! Stormvloeden geselden de kust en braken door in 't land. Uit de 12e en 13e eeuw zijn nogal wat beruchte jaren bekend, o.m. 1135, 1170, 1196, 1219, 1248 en 1287. Men noemde overigens de stormrampen vaak naar samenvallende feestdagen, zoals 2 Nov. 1170 de Allerheiligenvloed, en 6 Dec. 1196 de Nicolaasvloed. In 1248, rond het feest van St. Maarten, woei er zo'n vreselijke storm dat overal langs de kust zware overstromingen plaatshadden. Vee verdronk en de mensen zochten hun toevlucht in de hanebalken van hun huizen (vermeldt in een Egmondse kroniek). De streek werd steeds wateriger; stukken veen werden weggeslagen, veenstroompjes werden grote meren en meertjes. Maar je kunt het beter omdraaien: er lagen nog slechts eilandjes die door zeearmen en grote binnenmeren van elkaar werden gescheiden. En zelfs op de eilandjes bevonden zich nog meertjes en wemelde het er van de sloten en slootjes. En ik sluit niet uit dat er toen ook nog wel eens een buitje viel... BEDIJKEN OF BEZWIJKEN. Hoewel zeer waarschijnlijk al vanaf de Romeinse tijd bedijkingen plaatsvonden, gebeurde dat vrij plaatselijk en op kleine schaal (o.m. werden achter pas ontgonnen veenakkers, veendjkjes gelegd). Maar daarvan zijn niet of nauwelijks sporen aan te wijzen. Daarom stelt men dat pas tegen het einde van de 11e eeuw er serieus over nagedacht werd, hoe men droge voeten moest houden. Monniken uit Egmond zagen in het steeds meer oprukkende water, dat 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1991 | | pagina 8