LIMMER CONTOUREN Dijken en Grenzen Een speurtocht in de omgeving van het oude dorp, een zoeken naar zijn omtrek, want: waar trek je de grens? Dat zal de Limmer van toen toch ook wel gedacht hebben toen hij zich hier vestigde en ook nog rekening moest houden met de buren. De grootte van zijn familiestam zal hem voldoende leefruimte hebben doen nemen (woon-, akker- en weidegrond), maar hij was gebonden aan de natuurlijke begrenzingen. Later - bij uitbreiding van de clan zullen die grenzen verlegd zijn. De voltooiing van de grenzen van de nederzetting moet gebeurd zijn in de tijd waarin 'alles' in cultuur was gebracht (alle woeste grond). Dit betekent dat de Limmer binnengrenzen al voor 't jaar 1000 bepaald moeten zijn (zie verderop). De Cock ontdekte bovendien dat de grenzen (van ongeveer 1300) vrijwel samenvielen met de tegenwoordige. Zij liepen voor het grootste deel langs de natuurlijke riviertjes en gegraven sloten. RONDOM WATER Het kenmerk van het Kennemerland rond het jaar O, was water, venig moeras, dat meer naar het oosten in hoogveen opliep, en hier en daar wat hoge zandruggen: de strandwallen. Alles versierd met bomen en struiken. De jonge zeeduinen waren er toen nog niet (vorming 11e - 12e eeuw). Ten zuiden en westen van de strandwal van Limmen lag moeras, waarin enkele stroompjes, die bij Egmond in zee af waterden. Het was oorspronkelijk een zeearm die was dichtgeslibd, 't Woeste rietveengebied ten oosten van de strandwal lag er vochtig bij en was daardoor moeilijk toegankelijk. In de droge periodes (na 600 a 700) greep de Limmer zijn kans om de zaak te ontginnen; hij groef daarvoor ontelbare slootjes in 't veen. Maar overal was men vlijtig bezig. In het jaar 1000 n. Chr. was praktisch al het veen achter de strandwallen in Kennemerland ontgonnen en tot akker- 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1991 | | pagina 7