geleden; althans niet door mensen die recht van lijf en leden waren en in staat om te werken. Zij die door ouderdom of gebrek niet konden werken, werden geholpen indien dat nodig was. In het jaar 1817 zijn in totaal 2 mannen en 2 vrouwen plus 11 kinderen geheel van de bedeling afhankelijk geweest. Dan waren er nog enkelen die incidenteel iets hadden gekregen. Het loon van een 'dagloner' was in die dagen 15 stuivers. Limmen telde toen 468 zielen. Die 'welvaart' op het platteland lokte natuurlijk nogal wat gebrek lijdende mensen uit de steden aan. Sommigen kwamen om handel te drijven, anderen om te bedelen. Maar er waren er ook die naar de dorpen trokken met in hun achterhoofd: spitten kan ik niet en bedelen, daarvoor schaam ik mij; wat zal ik doen om in leven te kunnen blijven Het antwoord dat die mensen zichzelf dan gaven laat zich gemakkelijk raden: zij gingen op rooftocht! RELAAS VAN EEN LAFFE ROOFOVERVAL Zo nu en dan stuit je in de archieven op bloedstollende verhalen. Ook Limmen werd niet gespaard door mannen van de misdaad. Meestal hadden die het gemunt op geld, sieraden en kleding. Nogal wat mensen die in de Bataafse tijd wat verdiend hadden, konden zich van die zaken wat. permiteren. Zij werden daardoor echter wel de doelgroep van de rovers. Goud en zilver bracht geld op en was gemakkelijk te stelen want meestal lag dat in de kast; alleen op zon- en feestdagen kwamen de zilveren gespen, de gouden kruis-en-kettingen, bloedkoralen enz. voor de dag om gedragen te worden. Piet Enke was zo'n man uit de doelgroep; hij was timmerman geweest en zoals dat vaak gaat in een goedgeorganiseerde agrarische samenleving: als de boeren en tuinders wat verdienen, gaat het de nering ook goed. Piet Enke was nu bejaard en samen met z'n vrouw genoten de renteniers van een welverdiende, zorgeloze oudedag. 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1991 | | pagina 36