vaderlandse economie. Engeland was vanouds een
belangrijke handelsrelatie van Holland.
Voor Limmen had dit veel minder te betekenen, omdat in het
overwegend agrarische dorp de wind juist uit de goede hoek
kwam.
Graan was zeer gevraagd en daar verbouwden de Gortzakken
nogal wat van. Vooral gerst, rogge en haver waren gewassen
die het redelijk goed deden op onze zandgronden. Tarwe zag
je weinig, maar dat werd ook veel minder gebruikt in die
dagen.
In een overzichtje uit de Handelingen, onder 'Nodig voor
eigen bevolking' staat dat in 1813 er wekelijks 16 zakken
rogge werden gebruikt door de bakkers, tegen maar 4 zakken
tarwe. Roggebrood was toen hoofdvoedsel in deze streken
en tarwe, waarvan witbrood werd gebakken, was meer een
luxe.
DE BURGERLIJKE STAND
Vóór 1811 waren er nogal wat mensen die er geen echte
achternamen op na hielden.
Zij werden bv. gewoon Jan Willemz, Adriaan Gerritz of Maartje
Hendriksdochter genoemd.
In het jaar 1810 werd per Keizerlijk decreet Nederland bij
Frankrijk ingelijfd. Napoleon stelde voor zijn hele Imperium de
burgerlijke stand en de registratieplicht in. Dit laatste was
nuttig om jongens te kunnen oproepen voor zijn veldtochten.
Bij het opgeven van een achternaam werd de mensen vrije
keus gelaten en zo kwam het dat er wel eens grappenmakers
een leuke naam gingen verzinnen, zoals: Naaktgeboren,
Poepjes, Suykerbuyk, Bierdrinker enz. Die mensen voorzagen
Napoleons Waterloo waarschijnlijk toen al en dachten dat het
toch maar tijdelijk zou zijn. Daar hadden zij zich dan toch in
vergist, want koning Wiilem I vond het een prima vinding en
zette deze verplichte registratie gewoon voort.
De mensen mochten de aan Napoleon opgegeven
geslachtsnamen behouden, sterker nog: ze moesten die
behouden. Maar och, aan die grappige namen zijn wij zo
gewend geraakt, dat we
30