trad en landerijen onder water zette. Bij ons bezorgden de
twee riviertjes, die aan weerszijden van de Limmerkoog
stroomden, last: de Oude Rijn en de Rijn. Zij stonden in
verbinding met het IJ en de Rekere. De Limmers werden
genoodzaakt om dijken aan te leggen.
(1) Een dijk vanaf de strandwal Zuid-oostwaarts (Zuid-
einderweg-Uitgeesterweg) langs de Rijn, en oostwaarts
afbuigend richting Akersloot. Dat deel heette de Startingerdjk.
(Een andere bron noemt de hele dijk vanaf Limmen tot
Akersloot, Startingerdjk) (±1190). Tezelfdertijd werd ten
zuiden van Limmen naar de Langhenes de Nesdjk aangelegd,
(deel Provincialenweg Uitgeest en Nesdjk). Die was eigenlijk
bedoeld als een verhoogde weg door het moerassige Nes.
(2) De Limmerkoog werd daarna in z'n geheel bedijkt (±1235).
Dat gold ook voor de Langhenes, die aan weerszijden dijken
kreeg; de ooster en westernesdijk. Aan de westkant bracht het
tevens wat landaanwinst. De westernesdijk vormde een
onderdeel van de grens met Castricum. De verdere westgrens
- die met Bakkum - liep (loopt) langs de Baccummer- of
Konkeltocht en de Schousloot. Het is onduidelijk of deze twee
uitgediepte natuurlijke waterlopen zijn, dan wel gegraven
sloten.
(3) De Brakersdjk, (1250) vanaf Castricum naar de Limmer-
koogdjk, zorgde voor extra beveiliging der Limmerlanden. De
Langhenes kwam geheel binnendijks te liggen. Ook in het
noorden sloot het djkennet steeds meer gevaarlijke wateren
af, zoals de Rekere (1264).
(4) De St. Aagtendjk, waarvan de eerste aanleg al op het eind
van de 12e eeuw bij Beverwijk was gebeurd, werd in de tijd
van Floris V (1266-1296), en waarschijnlijk onder zijn leiding,
doorgetrokken naar de Limmerkoogdjk (1290). Het maakte de
bescherming tegen water uit het oosten en zuiden compleet,
terwijl tezelfdertijd de Boekelerdijk (nu Heilooërdijk) dat in het
noorden deed voor dreiging van die kant.
Toen de St. Aagtendijk gelegd was waren sommige
binnendijken niet meer zo nodig als verdediging tegen het
water. Zij veranderden vaak door afgraving tot weg. Eén van
die
10