Jaargang nr. 4 1990 HET WEER IN DE LOOP DER EEUWEN Winters 1988-1989: een winter die bijna niet zo genoemd kan worden. December '88 een paar nachtvorsten, 26 en 27 Jan. '89 nachtvorst, dat is alles. Eervorig en dit jaar was er ook bijna geen vorst en sneeuw; we gaan dan al denken dat de natuur verandert. Maar steeds is er een ander patroon: vroege en late, zachte en zeer strenge winters wisselen elkander af. De ouderen onder ons herinneren zich de winter van 1929 nog zeer goed; eind Februari (26-27), op vastenavond werden de laagtste temperaturen gemeten, van -20 tot -23 graden. Het was bitter koud en droog met veel wind: geen beschutting voor de gewassen zodat veel bollen bevroren. In Maart brachten de boeren de mest met paard en wagen over het Die naar de overkant. Dan waren er de oorlogswinters, 41-42 en 44-45, heel streng met veel sneeuw en daarbij het gebrek aan voedsel en brandstof. Vele mensen zijn toen van honger en kou omgekomen. In 1963 begon het al vroeg te vriezen en dat deed het lang: de bouw lag 13 weken stil en ver in maart werden er nog vorstresten in de grond gevonden. Het ijs was dik en sterk, de ijsclub hield een arrendag waarbij er veel arren en paarden op het ijs stonden. Over de winter van 1890-91 meldden de weerkundigen dat er zeker meer dan 60 jaar niet zo'n lange en strenge winter meer was geweest. Dr. Martinet, lid van de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen schrijft in 1778 over de winters vanaf 1700 tot 1778: in die lange periode zijn er maar vier geweest die de moeite waard zijn om te vermelden en wel 1709 en 1740 waren langdurig, hoewel die van 1767 en 1776 buitengewoon streng waren maar niet zo lang. 46

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1990 | | pagina 47