Jaargang nr. 4 1990
Hier blijkt duidelijk weer: Het eten of de voeding moest in de
maag staan, zoals: broeder (Jan in de zak).
In Limmen werden ook rapen geteeld. Er waren al
verschillende soorten bekend zoals de radijsjes. Ook maken
we op dat hier veel knolrapen als zgn. stoppelgewas geteeld
werden. Na de zaadoogst in augustus nog ingezaaid, gaf dat
dan laat in de herfst een goed veevoer.
"Er waren ook rapen die van ver gehaald zijn", zo staat er: die
"vele ponden groot werden en in de lente gezaaid. Sy werden
gekookt, gestooft ofte gebraden gegeten, alsoo sy sagt en ligt
te verduwen zijn. Heet gebonden op de kak-hielen ofte winter
handen doet die verdwijnen. Sy werden ook veel rauw
gegeten en verslaan dan den dorst". Al weten we natuurlijk
niet alles over landbouw, moeshoven en eten van vroeger, we
mogen toch wel vaststellen dat er veel veranderd is aan inzicht
over voeding sinds die tijd. We zullen in een volgend artikel die
ontwikkeling ook trachten te volgen.
Dan nog een plant waarvan ik vind dat het een goeie is om het
verhaal over onze voeding tot de 17e eeuw af te sluiten.
Dat is het zegenkruid. Het werd 'een zegen' genoemd, maar
dat komt straks. De plant heet nu officeel Nagelkruid. Het is
een plant van de bosranden en die waren er vroeger veel in
Limmen. De plant staat nu ook weer bij de Koekoek.
Dit kruid werd gebruikt om de eetlust weer op te wekken. De
eenzijdige en vaak zwaar op de maag liggende voeding
veroorzaakte bij veel mensen een tegenzin in eten. De maag
produceerde dan ook onvoldoende verteringssappen. Men
nam dan zijn toevlucht tot het zegenkruid. Het kruid bevat nl.
bitter-stoffen en deze hebben de eigenschap om de maag
secreties weer op gang te brengen. Het nam de oorzaak wel
niet weg, maar de mensen voelden zich als
44