Jaargang nr. 4 1990
Melde is hier altijd dauwkool genoemd en aan spinazie
verwant. Een plantje dat we niet veel meer zien als onkruid is
de spurrie. Het is hier heel lang als voedergewasje geteelt en
in slechte jaren ook door de mens zelf gebruikt. Het is een
plantje dat ook op schrale gronden heel aardig kan groeien.
Dat we het niet zoveel meer zien komt mogelijk omdat er veel
meer en gerichter bemest wordt. Als je het tenminste nog ziet
is het meestal op een heel matig bemest hoekje. Ook een nu
nog goede bekende, die veel als smaakmaker gebruikt werd,
is de veldzuring. Er zijn nog wel een paar zuringsoorten maar
die zijn minder geschikt voor voeding. Met zuring en rabarber,
die er nauw aan verwant is, moet je toch voorzichtig zijn want
zij bevatten veel oxaalzuur en teveel van dat zuur belemmert
de kalkopbouw in je botten.
Deze planten en andere heel oude soorten van elders zoals
de maggieplant, salie, bonekruid en dille werden ook veel door
de mensen zelf gezaaid in de zogenoemde moes-hoven.
Dat men de kruiden nog niet gebruikte zoals wij de groenten
nu en er zo anders tegen aan keek moeten we vooral zoeken
in het feit dat er midden 17e eeuw nog geen voedingsleer was.
De term of het begrip voedingswaarde kende men nog niet. Er
was wel geneeskunde maar die sprak alleen nog van de
krachten in de plant. Farmacologie, plant- en dierkunde
zouden pas op het eind van de 17e eeuw komen.
Men vond nog steeds: "Een stevige maaltijd die staat in je
maag, deer ken je op werken, den ken je d'r teugen." Werken
moest je kunnen.
Een heel sterke jongen, die niet alles gegeven was, zoals men
dat noemde, was zo geïndoctrineerd in werken (hij kon er ook
wat van) dat hij ook alleen dacht in termen van werken. Hij
kwam een keer bij de Rijksweg aangelopen. Daar stonden
vroeger altijd jongens te beurzen (te praten) bij het winkeltje
van
40