Jaargang nr. 4 1990
metselaars en 5 smeden (op een bevolking van ca. 4000
mensen!) voor het leger van hertog Albrecht in een veldtocht
tegen de Oost-friezen. Een teken van de financiële kracht van
Alkmaar en van de verplichtingen, maar ook het belang dat zij
bij de veldslagen van de edelen hadden.
De stad
Voordat Alkmaar stadsrechten kreeg was de stad al van
belang als doorvoerhaven naar de abdij en het slot op de
Hoef. Van de aanvoer van rentes in natura als van diverse
bouwactiviteiten ging een stimulans uit. Een tweede periode
van groei beleefde de stad in de tweede helft van de 13e
eeuw. Haar rol als grensvesting, met de bouw van wallen en
burchten en de aanwezigheid van soldaten zullen flinke
inkomsten met zich mee gebracht hebben. Er was een tol en
er was een markt waar vooral landbouwproducten van de klei
en het zand, maar ook nijverheidsproducten werden
verhandeld. Hier brachten heffingen zoals waaggeld
inkomsten voor de stad.
In 1347 wilde men het "die van Kennemerland en West
friesland" al verbieden om hun weekmarkten ergens anders
dan in Alkmaar te houden. Er waren drie jaarmarkten die ieder
drie weken duurden en die door kooplieden bezocht werden
uit Friesland, Denemarken, Brabant, Vlaanderen, enz. Zij
moesten zowel de tol als een goederenomslag van
een-veerstigste betalen. Bovendien kreeg het stadsbestuur het
recht om belastingen te heffen van de poorters ten nutte van
de stad. Bij bijzondere gelegenheden mochten zij ook speciale
heffingen instellen, zoals in 1413, toen er een accijns werd
geheven over diverse goederen waaronder wijn en vooral bier,
dat in grote hoeveelheden in de stad werd gebrouwen en
gedronken.
Het stadsbestuur was verplicht een deel van de geïnde
belastingen af te dragen aan de graaf. Deze
32