Jaargang nr. 4 1990
De abten en de rentmeesters moesten meer dan eens door de
graven van Holland uit elkaars haren gehaald worden omdat
er geschillen rezen over heffingsrechten, opbrengstverdeling
en zeggenschap. De verschillende abten konden de
rentmeesters er echter niet onder houden, het ambt werd
erfelijk en de rentmeesters mochten zich 'heer van Egmond'
noemen. De heerlijkheid Egmond was een leen van de Abdij
van Egmond en die was op zijn beurt weer een leen van het
graafschap Holland. In 1200 mochten de heren voor het eerst
de titel 'ridder' voeren en in de 16e eeuw waren zij verheven
tot graven van Egmond.
De boeren
Horigheid en lijfeigenschap schijnen in Holland niet zo'n grote
rol gespeeld te hebben. Cordfunke noemt het echter wel
horigen die de boerderijen bewoonden. Het waren van tenen
gevlochten en met leem bestreken bouwsels, waaraan
gebruiksrechten verbonden waren. Voor hoog en laag gold
ongeveer hetzelfde systeem. De horige moest zijn huis
vermoedelijk zelf bouwen. Hij kon zijn domein niet zomaar
verlaten maar kon net zomin zomaar weggestuurd worden.
Dat hield waarschijnlijk in dat als de grond van eigenaar
veranderde, de bewerker van de grond gewoon meeging. Voor
dat soort handeltjes was wel de toestemming van de graaf
nodig, maar die bezigde dezelfde praktijken. Zo werden in
1085 door de toenmalige graaf van Holland enige hoeves in
andere streken geruild voor een rente van 8 pond in Alkmaar.
We mogen dan veronderstellen dat enkele Alkmaarders de
rechten kregen op de boerderijen.
Een actieve rol werd pas vele eeuwen later aan boeren
toegekend.
De aanleg van de Zaandijk in 1468 door de broeders van de
Abdij was waarschijnlijk nog met het oog op vergroting van het
eigen grondbezit en de opbreng-
29