Jaargang nr. 4 1990
deel van het land van de keizer beheerden in zijn naam (en
hun eigen zak).
De adel
Op 15 juni 922 gaf de toenmalige koning Karel (Simplex, de
Eenvoudige of Onnozele) aan "zijn getrouwe Dirk de kerk te
Egmond met alles wat daar gerechtelijk bjhoorde:
dienstlieden, beemden, bossen, weiden, wateren en
waterlopen". De kerk, een kapel, was daar in 722 door St.
Adelbert gesticht en later van een muur en een gracht
voorzien als bescherming tegen de aanvallen van de
Noormannen. Deze Dirk, de eerste, stichtte in de buurt van de
kapel een nonnenklooster. Zijn zoon Dirk II liet de nonnen
echter vervangen door monniken, "in wier hand het zwaard
evenmin misplaatst was als het bidsnoer", want de
Westfriezen waren behoorlijk plunder ziek.
Of deze Westfriezen met de andere friezen en met de
noormannen gemene zaak maakten, blijft duister. Ook hun
totale woongebied is zo goed als onbekend. Wel is de
geestrug tussen Limmen en Huiswaard periodiek door Friezen
bewoond geweest.
In dit gebied werden de Dirken neergezet; ze mochten zich
graaf van Holland noemen (oorspronkelijk waarschijnlijk
Holtland) en hadden zeggenschap over een gebied tussen de
Zjpe en de monding van de Rijn. Welke monding precies
wordt bedoeld, is onbekend. Uit de voorgaande anekdote zal
wel duidelijk zijn dat ze die zeggenschap in de meeste
gevallen met het zwaard moesten veroveren. Toch kon Dirk I
al aan de abdij van Egmond 2 hoeves schenken, gelegen in
de 'villa Allecmere', die jaarlijks één pond (goud?, zilver?)
opbrachten. Veel rijkdom zullen ze niet uit het land gehaald
hebben, want de grond was schraal en moerassig.
De kerk
De abdij begon steeds meer de omgeving te beheersen. In het
begin van de 12e eeuw waren de belangrijkste
26