Jaargang nr. 4 1990
Vooral in de tweede campagne in 16 na Chr. maakte men
gebruik van een enorme vloot van wel 1000 schepen.
Daarvoor waren zeker meer havens nodig dan alleen Fectio.
De grote schepen waren zo'n 30 m. lang en vroegen dus
behoorlijk lange aanlegsteigers en die waren er bij het
castellum Flevum. Deze vestinghaven werd door de Romeinen
als een "Rijn"-haven beschouwd. Hoe was dat mogelijk? Van
de (Kromme) Rijn splitste zich een noordelijke arm af, die we
nu Vecht noemen. Die Rijnstroom kan men zich voortgezet
denken via het Oer-IJ, o.a. de tegenwoordige IJ-polders en het
voormalige Wjkermeer. De afstroming werd in het westen
gestuit door een (oude) duinwal aan de kust, zodat de
afstroming gedwongen werd naar het noorden.
Omstreeks het begin van onze jaartelling mondde hij uit bij
Egmond aan Zee (W. H. Zagwijn: De ontwikkeling van het
"Oer-IJ" estuarium en zijn omgeving. Westerheem XX-1-1971).
De naam "Rijn" is van Keltische oorsprong en werd door de
Germanen overgenomen. De betekenis van de naam is "rivier"
of "stroom". Hiervoor gebruikten de Germanen het woord
"elbe"; in Zweden kennen we nog de vele rivieren met "elf"
erachteraan. Opmerkelijk komen er in het gebied ten noorden
van Beverwijk nog namen voor als de Rijn, Rijnzicht,
Rinnegom. Het water van bedoelde Rjnarm in Noord Holland
moeten we ons niet voorstellen als een enkelvoudige rivier
tussen duidelijke oevers. Bij het castellum leek het op een
groot veenmeer. Verder naar het noorden splitste de loop zich
in minstens twee takken. Daartussen en er omheen lag
moerassige klei of veenachtig land. Op vele plaatsen slecht of
niet begaanbaar. Bij dit watersysteem voegde zich o.a. de Die.
Dicht bij de uitmonding kwamen de waterstromen weer bij
elkaar. Wellicht hadden ze daar meer het karakter van getij
geulen, althans nog omstreeks het begin van onze jaartelling
(Zie bijgevoegd kaartje). Later verzandde de monding. Zo
beschouwd lag Limmen aan de Rijn.
9