Jaargang nr. 3 1989
Willem en Weldijk
10 jaar later, in 1815, werd dominee Weldijk, de latere
burgemeester van Limmen, schoolopziener in het district. Hij
kon het niet zo goed hebben met Willem. Direct al
constateerde hij bij een schoolbezoek, dat Willem afwezig is
wordende de school waargenomen door zijne oudsten
zoon, die geene rang bezit en niet bevoegd is om onderwijs te
geven. Ik zal dien man daar over onderhouden..". En de reden
van 's mans spijbelen: "...dat het waarlijk jammer was dat bij
een zoodanige onderwijzer den zin voor het onderwijs
verminderd was door werkzaamheden in het politieke of
financieele..". Willem werkte thuis aan belasting-formuliertjes.
Drie jaar later getuigd Weldijk: "...de man was veel beter in
eene post bij de indirecte belastingen, zijnde deurwaarder bij
de directie - het doet mij altijd leed, dat een man van die
vermogens niet meer zin heeft in het vak, waarin hij zijne
talenten op woeker kon zetten..". In 1819:"...maar de man blijft
altijd maar naar wat anders hunkeren, en ik vreze dat hij op
zijne jaren dat moeilijk zal verkrijgen..".
Toch gaf Weldijk hem te verstaan dat hij moest kiezen:
belastingen of onderwijzen.
Hij hield ook niet zo van de gestrenge toon van Willem bij
bestraffingen. En Willem kón lelijk doen. Op een keer, het was
in 1822, bevond Weldijk de school 's morgens in orde en stilte,
's Middags werd hij gewaarschuwd "...dat Willem Metz de
kinderen lichamelijk kastijdde - ik ondekte een houten hamer
en heb dien meegenomen om hem te overtuigen dat
soortgelijke instrumenten niet behoren bij het onderwijs..".
Weldijk nam hem ook de handplak af. Twee maanden later
meldt hij dat "...lichamelijke strafwerktuigen waren geweert..".
Een jaar later was hij zeer tevreden: "...Er waren 56 kinderen
bijeen en het was zo stil dat ik in de nabijheid van de school
komende niet wist, of er kinderen in waren al dan niet..". Had
Willem ze hiervoor met lieve woordjes bewerkt of hield 'ie
ergens nog een knuppeltje verborgen?
17