Jaargang Nr. 2 1988 Hij had zojuist een stofzuiger afgeleverd, die hij voor iemand in de buurt had gerepareerd. Een meneer in burger kledij had zojuist aan een buurvrouw gevraagd of zij Theo Hollander kende. "O kijk," zei de niets vermoedende vrouw, "daar komt hij juist aan." Zich nu tot Theo wendend riep zij: "Theo, deze meneer vraagt naar jou." De 'meneer' stapte op Theo af en vroeg: "Bent u Hollander "Ja, dat kan je wel zeggen" -antwoordde Theo-"in hart en nieren." "Zo", zei de man op cynische toon; de dubbele bodem van Theo's antwoord kennelijk niet op prijs stellend. En terwijl hij een revolver uit z'n zak haalde en die op Theo richtte, vervolgde hij: "dan ben jij nou mijn gevangene..." Zij liepen in de richting van de woning van de familie Hollander en bij hen schaarde zich inmiddels nog zo'n 'meneer' in burger, die eveneens een revolver trok en die op de andere kant van de arrestant gericht hield. De twee hulpjes van de Duitse bezetters waren Nederlanders, behorende tot de z.g. S.D. de Sicherheits Dienst). Het waren de agenten Kapteyn en Van den Berg. Een paar zeer harde jongens, zeg maar: ware sadisten. De familie Hollander hielp joodse mensen bij het onderduiken aan adressen, bonnen en voedsel; voor zover dat in hun vermogen lag. Op de een of andere manier had de S.D. daar verdenking van opgevat, en dat zouden zij wel eens even uitzoeken. Roggebroodsweken Bij het huis van de familie Hollander aangekomen, troffen zij het gezin buitenshuis aan. Moeder Hollander, Ali en Emmy waren op het erf. Jan was in de werkplaats, waar hij bezig was met het afslijpen van banden die moesten worden gevulcaniseerd. Normaal gesproken zou hij daar niet geweest zijn, want hij was ondergedoken en woonde zolang in de Schermer. Maar wegens het 32

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1988 | | pagina 33