Jaargang Nr. 2 1988
hol': drie jongens van v.d. Steen, twee van Rietveld, B. Schol, een
halfjoodse onderduiker en ik.
We zaten zo veilig, we hoorden zelfs niets van de buitenwereld.
Eén keer per dag reed er nog een trein; horen konden we ook die niet,
maar wel voelden we het trillen van de grond. Tegen de avond was het
gevaar geweken en stond Agie Rietveld met een pan erwtensoep te
roepen. Dat ging er wel in na de gepikte wortels.
De achttiende was er weer alarm, voor woensdag 19; maar nu
moesten we niet in Heiloo komen want daar was de razzia. De groep werd
verdeeld: een paar gingen bij Klaas Mooij aan de Schoollaan en de rest
op de Piuszolder naast de kerk. Maar oh, wee! In de vroege ochtend klonk
er wapengekletter om de kerk en het Pius-gebouw. Dat was de basis van
de moffen. De jongens die daar waren moesten zich de hele dag
stilhouden, want ze hadden weer Limmen genomen voor hun actie,
We hadden met de bouw van het hol één belangrijk ding vergeten
en dat was een toilet. Geen nood, we deden het in een klomp en gooiden
dat de ingang uit. Maar in het kruipgat vormde zich een drabbige massa.
De eerste die het hol verliet was de sigaar, dat was niet mooi meer.
Van Jan Baal, een haringventer, hebben we toen een klein vaatje
gekregen en ingegraven. Met kunst- en vliegwerk kon men daar dan
gebruik van maken zonder een ander te bevuilen.
Gelukkig waren we met een goed groepje. We waren er na de
oorlog maar wat trots op dat we allemaal gespaard gebleven waren voor
deportatie. Een goede band en samenwerking was ook in die dagen erg
belangrijk.
De mensen van de groep: Cor, Piet en Joop van der Steen, Piet en
Gerard Rietveld, Ber Schol, Henk Aloserie
(een onderduiker) en A. Valkering.
Ad. Valkering
30