Jaargang Nr. 2 1988
VOORVALLEN UIT DE LAATSTE OORLOGSJAREN 1944-'45
opgeschreven door A. Valkering
Die laatste oorlogsjaren zijn de meest droevige jaren uit ons leven. Toch
waren er momenten dat er nog gelachen werd.
Als bouwvakker moesten we ons melden voor arbeidsinzet en
speciaal voor het repareren van een verwoeste stuwdam ergens in
Duitsland. Wij naar Alkmaar toe, m'n broer Jaap, Cor Zomerdijk en ikzelf;
daar aangekomen waren er nog meer L immers. Cor was het eerst en wij
wachtten gelaten af.
De ambtenaar stak een heel verhaal af over de grote verdiensten
en het nut van dit werk voor de redding van de wereld En als we het
werk vrijwillig aanvaardden dan was het bijna zo mooi als het paradijs.
Aan het eind van zijn betoog het commentaar van Cor: "Het is
allemaal wel mooi en goed, maar waar is die dam en hoe ver is dat, want
ik moet s'avonds weer thuis zijn." De man achter het loket plofte zowat uit
elkaar en de groep nam maar snel de benen.
Mijn broer Jaap begon in die dagen een aannemersbedrijf. Er was
bijna geen hout of spijkers te koop en de klanten moesten zelf voor de
spullen zorgen. Maar het liep goed: klusjes, klompen en tabakspijpen
maken, tabak (eigenteelt) malen in een machine die hij zelf gemaakt had.
Dat laatste ging goed tot er geen electriciteit meer was. Geen nood, een
grote slinger eraan en ik maar draaien.
Aardappelmeel maakte hij ook: aardappels malen en dan het meel
drogen bij Sassen op de oven.
Tabakspijpjes maakte hij van een bepaald soort hout, Maar vóór het
gebruik moesten ze eerst een nacht in het water. Daar werd geen tijd voor
genomen. Sommigen haalden ze als het nog niet was gebeurd en ze
volgden zelf de raad niet op. Het resultaat: van het erf af
25