Jaargang Nr. 2 1988
Nog tot in de eerste decennia van onze eeuw reed de tram van Haarlem
naar Alkmaar v.v. en deze kwam, zoals bekend, ook door Limmen.
Ook bij café Het Tolhuis was een halte en genoemd café werd in de
dagen dat ons verhaal zich afspeelt, bewoond door het echtpaar Jan
Kraakman en zijn vrouw Grietje Commandeur.
De waard en z'n vrouw waren gezellige mensen. Jan kon zich prima met
de klanten vermaken; hield hun vaak gezelschap en dronk gelijk met ze
op. Ja, soms zelfs kon Jan zijn beste klanten nog voorbij drinken; kortom,
hij was een goede klant van zichzelf.
Grietje zorgde er stipt voor dat de klanten niet kwamen droog te staan en
spreekstof was bij haar altijd voorradig. Niemand verveelde zich en in café
Tolhuis hing een bordje: 'Gezelligheid kent geen tijd'.
Zo kwam het dat op een mooie zomerdag de tram weer, zoals altijd,
stopte bij halte Tolhuis.
De conducteur stapte uit en in zijn handen hield hij twee flinke
waterkruiken.
Het warme zonnetje maakte hem loom. Hij aarzelde even, wiste zich het
zweet van z'n klamme voorhoofd en dacht: "Wat zal ik doen, eerst naar
Runxputte om de kruiken te vullen met putjeswater, of zou ik eerst maar
effies een neutje halen bij Grietje
Voorlopig won de dorst het van de plicht en terwijl de tram z'n weg naar
Alkmaar vervolgde, en de bestuurder zolang een dubbele functie had,
stapte de conducteur het café binnen.
Het trof goed; Jan was al begonnen en dat ontlokte de nieuwkomer de
opmerking: "Zo Jan, je hebt de gang er al vroeg in."; terwijl hij intussen z'n
kruiken om het hoekje van de deur neer zette.
"Ja," antwoordde Jan, "Pappe en nat houwe hè, met dut weer, dat snap je
zeker wel." En de conducteur snapte het; dacht er krek zo over en
bestelde iets koeIs.
22