Jaargang Nr. 2 1988
en wethouder Admiraal een brief aan "de Heren Gemachtigden ter
onteigening der gronden benoodigd voor den Staatsspoorweg van
Alkmaar tot Castricum" met de volgende inhoud; In antwoord op Uw Ed.
missive van den 25 Januari dezes jaars, waarbij wij verzocht worden op te
geven op welke voorwaarden het Gemeentebestuur genegen is de aan de
gemeente behoorende gronden, die ter onteigening zijn aangewezen, aan
het Rijk af te staan, hebben wij de eer te berichten, dat wij.te dien
aanzien eerst gaarne een voorstel van Uwe zijde zouden wenschen te
ontvangen, waardoor wij dan te gelijker tijd bekend zouden worden met de
lasten en verpligtingen, welke wij op ons nemen en welke natuurlijk op
den afstand invloed uitoefenen moeten".
De zaak waarom het juist ging blijkt uit een antwoordbrief van
februari 1865 van de Staatsspoorwegen:
dat de door denIngenieur voor de gemeente Limmen de volgende
opgaven zijn gedaan der te stellen werken tot behoud der Gemeenschap
(=overwegen) en den geregelden waterafvoer..... (volgt een opgave van
overwegen, een parallelweg, duikers en ijzeren buizen)", verder dat de
duikers en buizen door de staat zullen worden onderhoudenen
tenslotte Dat de te maken parallellen overwegen met derzelven opritten,
afsluitingshekken met al wat zich daartusschen bevindt aan den Staat
verblijft, zodat alleen het onderhoud der wegen en opritten voor zoverre zij
zich buiten de afsluitingshekken bevinden aan Uwe Gemeente overblijft".
Ter afhandeling van deze zaak sluiten burgemeester Wentholt en
wethouder Nujens(!) eind 1865 ten deze behoorlijk gemagtigd bij besluit
van de Gemeenteraad d.d. 8 november 1865" met de bovengenoemde
gemachtigden een overeenkomst waarin wordt bepaald dat door het Rijk
aan Limmen zal worden betaald eene som van driehonderd zeven
gulden en tweeënzeventig cent in gehele voldoening van alle kosten en
schadedoor verlies van inkomsten of vermeerdering van
onderhoudskosten, ten gevolge van het gebruik dat ten behoeve van
werken voor een Staatsspoorweg van Alkmaar naar
20