Jaargang nr. 1 1987
DE VIJFTIENDE EEUW
De volgende akte heeft geen juist jaartal, maar het zal tussen 1399
en 1423 zijn geweest. Hier wordt vermeld dat Hertog Willem van Beieren,
Heer Bertout en Vrouwe Gerritzdochter verleidt (beleent) in onsterfelijke
erfleen met 'een stuk land geheten de vijf bussche riet en een geers land
in de banne van de kerk'.
In de veertiende eeuw waren de Hoekse en Kabeljauwse twisten
uitgebroken over de erfopvolging van het graafschap Holland en Zeeland
niet of wel door een Bourgondiër Willem V of Margaretha van
Henegouwen, zijn moeder, vrouw van Willem van Beieren). Deze strijd
sleepte heel lang voort en kostte duizenden mensen het leven. In 1417
nam Hertogin Jacoba van Beieren (Hoeks, kleindochter van Willem V,
maar tevens gravin van Henegouwen, de verwarring was dus kompleet)
de leengoederen in beslag, brandschatte het dorp en beleende haar
volgelingen met de goederen
In 1423 bleek dat Jacoba het vruchtgebruik van de kerk had afgenomen
van Heer Jan Doersz., priester en het had verleend aan Heer Claes Stael
van Oesdom, ook priester. Die werd ook beleend met een stuk land; aan
Dolf Doevenszoon gaf zij twee geersen land in de Oesdommer 'venne'.
Aan Barthouts van Oijen ook een geers land en een geers die Michel
Cleas Holbertszoon placht te hebben in de banne van Oesdom en
Limmen.
In 1421 vond de St. Elizabethsvloed plaats, die grote overstromingen
veroorzaakte en ook Limmen bedreigde. De mensen trokken weg naar
hogere streken. De Kerk, die toen zo'n 33 meter mat, bleef voor het
grootste deel leeg.
In 1430 werd, onder leiding van de monniken van de abdij van Egmond de
Limmer-polder ingedijkt, de eerste polder in Holland. Het land bleef
waarschijnlijk nog steeds drassig, maar er was minder gevaar voor
overstroming.
Ondanks de verbetering die er in de landbouw op had moeten treden bleef
de welvaart van het dorp achteruit gaan, meer door de omstandigheden
van buitenaf. Zo worden er in 1477 100 haardsteden vermeld, terwijl
Limmen in de bloeitijd 200 huizen had omvat.
5