Jaargang nr. 1 1987 lopen en ja, ook deze keer klonken zijn voetstappen hol op het wegdek van de Westerweg. "Sjaak ben jij het riep Theo. "Ja, wat is er antwoordde Sjaak met een wedervraag. Theo vertelde hem wat er aan de hand was en bezwoer Sjaak ervoor te zorgen dat z'n Joodse onderduikers weg waren en dat alle aanwijzingen zoals kleding, beddegoed enz. verwijderd moesten zijn. "Laat niets achter hoor, want het is ernst." voegde Theo er nog met nadruk aan toe. Thuis gekomen heeft Sjaak die maatregelen genomen en alles verwijderd wat op de aanwezigheid van meer mensen dan zijn vrouw en hemzelf zou kunnen wijzen. Helaas, zo zou later blijken, werden een paar foto'tjes die aan de Joodse mensen toebehoorden, over het hoofd gezien... De ondergedoken mensen gingen de nacht doorbrengen tussen de snijbonen in de tuin bij vader Van Til. ALS JE LEVEN JE LIEF IS Ook bij de familie Hollander zaten Joodse mensen ondergedoken. Zij hadden echter een bizonder goede schuilplaats, zodat die mensen in huis konden blijven. Bovendien hadden de gebroeders Hollander een waarschuwingssysteem ontworpen waardoor, binnenshuis, onopvallend, alarm kon worden geslagen. Het werd die nacht een hazeslaapje; iedereen was waakzaam en gespannen. Angst maakte zich van de mensen meester; men kende de genadeloze wreedheid van de Duitsers maar al te goed en het parool was dan ook: blijf uit hun handen, als je leven je lief is. De stilte van de zomernacht werd, zo rond een uur of drie, bruut verstoord door het gekletter van soldatenlaarzen op de Westerweg. Rauwe kreten in de harde snauwerige Duitse taal bezorgden de arme gezochte mensen kippevel. In de schuilplaatsen zaten zij tegen elkaar op. Nauwelijks in staat adem te halen en wie de kriebelhoest kreeg bestierf het bijna van ellende, want daar aan toegeven betekende een zekere gang naar de gaskamer. Aan de Westerweg, naast Jan Al, in de woning waar Theo Hollander nu woont, woonde toen Cor Koster, de zwager van Sjaak van Til, met z'n vrouw. 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1987 | | pagina 27