Jaargang nr. 1 1987
aan onderduikers. Ze zochten adressen en hielpen zoveel zij konden mee
aan de verzorging.
Daar waren ook veel Joodse onderduikers bij, De hulp aan die mensen
was dubbel gevaarlijk want wie een Jood hielp, werd met de Joden gelijk
gesteld en dienovereenkomstig behandeld. Dat betekende;
concentratiekamp en gaskamer. Hiervoor schrokken zij echter niet terug.
Zij beseften maar al te goed dat de terreur die de Duitsers nu onder de
Joden uitoefenden, eens het lot van de hele bevolking zou zijn. Vechten
was dus nodig, ook voor eigen lijfsbehoud.
GROOT ALARM
Het was op een mooie augustusdag in 1944, dat Jaap Roemer uit
Akersloot naar Limmen kwam. Jaap zat ook in het verzet en ook hij hielp
Joodse mensen. De Akersloter kwam naar Theo Hollander toe en zei dat
hem ter ore gekomen was dat er op een of andere manier iets van hun
aktiviteiten was uitgelekt en dat reeds in de komende nacht onheil
verwacht kon worden.
"Zorg er voor Theo, dat al je mensen gewaarschuwd zijn. Wis alle sporen
uit; laat geen tekenen achter die op de aanwezigheid van onderduikers
zou kunnen wijzen", was Jaap's uitdrukkelijk advies.
Theo ging onmiddeljk aan de slag. Hij nam z'n fiets en spoedde zich op
weg. Er waren heel wat adressen te waarschuwen, maar het eerst ging hij
naar Sjaak van Til, die in de Zuidkerkelaan woonde. Hij had zo'n vaag
vermoeden dat het daar wel het ergste nodig zou zijn.
Sjaak was niet thuis en diens vrouw vroeg of zij de boodschap over kon
brengen; maar nee, daar voelde Theo niets voor. Hij vond het beter om
Sjaak de boodschap persoonlijk te geven.
DE FOTO'TJES
Toen hij, na zijn onderduikadressen te hebben afgewerkt, 's avonds weer
thuis was, bleef er nog over dat hij Sjaak van Til moest waarschuwen.
Theo wist dat Sjaak zijn vrachtauto, waarmee hij groente vervoerde, altijd
bij z'n vader aan de Westerweg stalde. Hij luisterde aandachtig of hij hem
op z'n klompen hoorde
25