Jaargang nr. 1 1987
Vernietiging.
Kennis van de grondwet is voor raadsleden nooit weg. Dat onze
voorouders dachten zelf wetjes in elkaar te knutselen is hen te vergeven; 't
is zo lang geleden. Maar Gedeputeerde Staten waakten ook toen over de
juistheid van genomen besluiten. In de vergadering van 5 april 1887 was
het al raak. In de notulen van die vergadering staat hierover:
"Naar aanleiding van eene missive van Gedeputeerde Staten van
30 maart jl., no. 30, houdende bericht dat Z.Exc. den Minister van
Binnenlandsche zaken bezwaar maakt tegen de arts. 16 en 17 der
Schoolverordening in de laatste vergadering vastgesteld, stelt de
voorzitter voor de beide art. 's in te trekken."
Even voor de duidelijkheid; art. 16 luidde: "Aan onderwijzeressen die in
het huwelijk treden wordt een eervol ontslag verleend, uiterlijk binnen drie
maanden na de voltrekking van het huwelijk".
Weer gesputter natuurlijk; maar wat water bij de wijn moest wel. Er kwam
een voorstel: art. 16 laten zoals het is; en voor art. 17 het verplichte
ontslag "nemen" te wijzigen in: "B W ontslaan".
De Burgemeester zag ook hier geen heil in, maar het voorstel werd door
de raad aangenomen en ging weer naar G.S, G.S. werkte toen sneller dan
nu; in de vergadering van 13 mei 1887 kon het antwoord alweer
behandeld worden. De notulen van die vergadering vermelden:
"Aan de orde wordt gesteld eene missive van Gedeputeerde
Staten van 4 mei 1887, no.50, houdende bezwaren tegen de artt
16. en 27- der Schoolverordening ook zoals gewijzigd bij besluit
van den Raad dezer Gemeente van 5 april 1887. Namens Z.Exc.
den Minister van Binnenlandsche zaken stellen zij den Raad voor
die artt. alsnog in te trekken, alvorens deze aan den Koning ter
vernietiging voor te dragen."
16