gré jacobs-wentink
Raadslidmaatschap
patie en acceptatie van lesbiennes stond centraal. De Born
werd bezocht door groepen als de Rooie Vrouwen, Vrou
wen in de Overgang (VIDO) en bewoners van Blijf-van-
mijn-lijf-huizen. Op de gastenlijst kwamen namen als Hedy
d’Ancona, Liesbeth den Uyl en vele anderen voor.
Na de oorlog werd Gré Jacobs actief voor allerlei noodorga-
nisaties en besturen, waaronder de Gezinsverzorging, Het
Witte Kruis en Maatschappelijk Hulpbetoon. Als gevolg
daarvan werd ze aangezocht om voor de pas opgerichte
Partij van de Arbeid zitting te nemen in de gemeenteraad.
Op 3 september 1946 installeerde burgemeester Smeets
de raad, waarvan Gré als enige vrouw deel uitmaakte. Dat
was heel wat voor een tuindersdochter vond ze, maar ze
liet zich duidelijk gelden. Technische zaken bij de aan
leg van straten en riolering lieten haar koud. Sociale en
Gré Jacobs-Wentink: “Ik was met ruzie van huis gegaan,
want mijn christelijke schoonmoeder was razend dat ik
naar" die rooie beweging ging”. In een brief aan Liesbeth
Ribbius Peletier schreef ze wat een geweldige indruk die
bijeenkomst in 1935 had gemaakt: “Het heeft mijn leven
totaal veranderd. We waren haast allemaal vrouwen van
het platteland. Velen werkten op het land of hadden het
vroeger gedaan. Het was de tijd dat alle producten, die
met zoveel moeite verbouwd werden, doordraaiden en er
was vreselijke armoede bij de tuinders en veel werkeloos
heid. Zoals de meesten van ons was ik tot mijn 11e jaar
op school geweest. We hadden als klein kind zes weken
landbouwverlof en met vier weken vakantie waren we
dan tien weken op het land. En hier gingen we weer een
week naar school en leerden we postwisselformulieren in
te vullen en hoe we een brief moesten schrijven als we
een spreekster nodig hadden voor onze vrouwengroep. Zo
begon het; later waren er wel ingewikkelder onderwer
pen. Er was toen nog verschil tussen de stads- en plat
telandsbevolking Wij keken daar erg tegen op. langzaam
raakten we iets van ons minderwaardigheidsgevoel kwijt.
Alles wat ik gedaan heb, heb ik gedurfd door hetgeen ik
leerde op De Born.”
Vanaf die eerste bijeenkomst werd ze vaste bezoekster,
maar die eerste keer zou ze nooit meer vergeten.
werklozen, kleine boeren en tuinders. Eens in het jaar
kregen deze mensen steun voor kleding, beddengoed en
schoeisel. Na enkele jaren werd ze lid van deze commis
sie, waarvan ook drie wijkverpleegsters, de kerken en een
raadslid deel uit maakten. De wethouder van sociale zaken
was de voorzitter.
Toen de oorlog uitbrak woonden Jaap en Gré nog steeds
bij het kampeerterrein. Ondanks de bezetting werd alles in
het werk gesteld om het kamperen nog doorgang te laten
vinden. De Duitsers bepaalden dat er ‘s nachts geen licht
mocht worden ontstoken. De witte tenten moesten worden
gecamoufleerd. Dat laatste was onmogelijk en daarom
werd vervolgens bepaald dat alle tenten onder de beschut
ting van bomen moesten staan. Er werd dus gekampeerd,
maar er was na enig tijd geen petroleum meer met als
gevolg geen eten. Ben Kuilman nam de exploitatie van
een op het terrein geplaatste Centrale keuken op zich. In
1942 veranderde de situatie drastisch. Het kampeerter
rein werd gesloten en Jacob en Gré vonden tijdelijk een
woning in de Bakkummerstraat. Van 1943 tot 1945 woon
den ze in de Torenstraat toen de toegang tot Bakkum ver
der beperkt werd.
Al in de crisisjaren was Gré werkzaam voor de gemeen
telijke commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon,
die ook het bestuur vormde voor het Tehuis van Ouden
van Dagen aan de Overtoom. Ze ging op huisbezoek bij
56
tl 1
tër/
IJ-*.
Jaap Jacobs bij de ingang van kampeerterrein Bakkum. Op de achtergrond de beheerderswoning.