Oorlogsherinneringen van Nardus Bos
nardus bos
Mijn ouders waren geen verzetshelden. Zij waren helden die zich verzetten.
Het gezin
Tjoklat
van de Torenstraat tot aan de achtertuinen van de Jacob
Catsstraat. Het andere had de naam ‘De fijne winkel’ en
liep van de hoek Ruiterweg-Torenstraat tot aan de Wilhel-
minalaan. De twee stukken land werden gescheiden door
het voetpad van Pietje Rijs, dat liep van einde Hoogevoort
naar de Torenstraat.
ijn broer Gert nam jarenlang
actief deel aan de Verhalen
groep van Oud-Castricum. Hij
overleed twee jaar geleden.
Omdat ik nog de enige overle
vende ben van het gezin Bos en
inmiddels 80 jaar oud, heb ik mijn
belevenissen in de oorlogstijd op
geschreven. Voordat ik ze vergeet
of ze worden vergeten.
Onze familie is beschreven in het 37e Jaarboek (2014)
van de werkgroep.
Ik ben geboren in Castricum op 27 september 1938 aan
de Ruiterweg 57. Mijn vader was Nicolaas Bos (1896
- 1974) en mijn moeder Peternella Jacoba Kwanten
(1897 - 1981).
Het gezin bestond naast mijn ouders en mij uit mijn
halfbroer Aloysius Maria (Louis) Kwanten (1932
-2008) en broer Gerardus (Gert) Bos (1937 - 2016).
Als kind mocht ik in het voorjaar van 1942 voor
het eerst met mijn moeder met de trein mee
naar Den Haag, waar mijn opa en oma Kwanten
woonden. Het was de eerste en laatste keer dat
ik deze oma heb ontmoet. Op 5 april 1942 is ze
overleden.
In dit jaar begonnen de Duitsers in Castricum
en omgeving aan de bouw van de kustverde
diging, de Atlantikwall. Mijn vader werd daar
verplicht voor ingeschakeld. Hij ontving via de
Ortskommandant een schriftelijk bevel, waarin
Mijn vader had een klein boerenbedrijf en pachtte weiland
in de polder tegen Uitgeest aan onder de naam ‘De vijf
morgen’. Ook was hij pachter van twee stukken grond
in het centrum van Castricum. Het ene stuk stond bekend
als ‘De Klaverweid’ en strekte zich uit van de westkant
Mijn eerste zeer bewuste herinnering dateert van 25 okto
ber 1941. Toen was mijn zusje Aldegonda Lucia Hendrika
(Gonda) net geboren. Toen ik ’s morgens wakker werd
en beneden kwam, lag mijn moeder in de voorkamer in
de eerste bedstee (er waren er twee). Voor de tafel, die
in het midden stond, was een wieg geplaatst. Daarin lag
een kindje. Mijn moeder zei: “Dat is je zusje, maar ze is
dood”. Dit verdriet zal ik nooit vergeten.
Een paar dagen later heeft mijn vader de kleine
kist met zijn levenloze dochter lopend naar het
kerkhof achter de Pancratiuskerk gebracht. Hij
droeg het kistje op zijn handen.
Dit was ook het jaar dat iedere volwassene ver
plicht een persoonsbewijs bij zich diende te
hebben.
Het gezin van Klaas Bos in 1948.
V.l.n.r: vader Klaas, Nardus, moeder Pietje, Gert en Louis Kwanten.
V.l.n.r: Gert, Nardus en Louis in het voorjaar van 1940.
40