behandelen; ook mag hij niet buiten Castricum gaan
of blijven, dan met voorkennis en toestemming
van den Schout.
5. Het uurwerk op den dorps Toren zal hij, alle dagen,
naar behoren moeten opwinden en in orde houden,
en daaraan enig gebrek bemerkende, dit terstond
ter kennis brengen van den Schout.
6. Ten opzichte van den kerken-dienst, zal hij
zich naar de orders van den kerkenraad der
gereformeerde gemeente moeten gedragen, en ook
moeten naarkomen dat geene, het welk hem door
kerkmeesteren dier kerk zal worden bevolen.
7. Hij zal naauwkeurig aantekening moeten houden
van de personen, welke komen te overlijden, en
van den dag van het overlijden en begraven,
waartoe aan hem de quitantien van den betaalden
impost op het begraven zullen worden vertoond,
alvorens een lijk ter aarde besteld word.
8. Eindelijk zal hij zich in de aan hem opgedragene
posten moeten regelen naar al dat geene het welk
men van eenen braven man kan verwachten,
Het Departementaal School-Bestuur voor het noordelijk
gedeelte van Holland heeft onderzoek gedaan naar de
kunde en bekwaamheid van Pieter Kieft en heeft hem
nagenoeg in alles zo zwak bevonden, dat het hem niet
een volledig getuigschrift heeft kunnen geven, maar hem
alleen heeft toegestaan de school gedurende één jaar waar
te nemen, om zich dan in juni 1805 opnieuw te laten exa
mineren. Het gemeentebestuur neemt het bericht op 7 juni
1804 ter kennisgeving aan; Pieter Kieft was al in maart
officieel benoemd.
Pieter zakt in 1806 voor een examen voor de vierde rang.
Een bezoek van de landdrost van Amstelland aan Beverwijk
in 1808 wordt door een delegatie van het plaatselijke bestuur
van Castricum aangegrepen om te klagen over de slechte toe
stand van het onderwijs in hun dorp. De landdrost bekleedde
toen een positie overeenkomstig met die van de commissaris
van de Koning van de provincie Noord-Holland.
Schoolopziener Pieter Beets krijgt de opdracht een onder
zoek in te stellen. De toestand van het onderwijs was
inderdaad slecht: Beets treft de onderwijzer voor zich
zelf lezend aan, met ruim twintig kinderen in de klas: bij
gebrek aan gevorderden zijn er slechts twee klassen, in
plaats van de voorgeschreven drie; het lezen is stijf en
eentonig, het spellen gebrekkig en het schrijven matig; de
lees- en leerboekjes zijn daarentegen ‘zeer wel’ gekozen.
De mening van Beets over Pieter Kieft luidt: “Het is een
brave man, die gedienstig is en zijn kerkelijke en burger-
23
Aldus gedaan en vastgesteld bij den Schout en het
Gemeente Bestuur van Castricum op den 21 maart
1804, en door den burger Pieter Kieft, beëdigd op
den zelfden dag.
Een beeld van het dorp Castricum in 1807, driejaar na de komst van Pieter Kieft. De hoofdweg vanaf het zuiden (nu de Oude
Haarlemmerweg) was nog een mulle zandweg (aquarel van J.A. Cresent).